Scheidsrechter: Horn Leopold Sylvain (Nederland)
De selectie van BELGIË: Trainer: Vandeweyer André
Wisselspelers:
De selectie van HONGARIJE: Trainer: Sebes Gusztáv
Wisselspelers
Scoreverloop:
In juni 1956 speelde de Hongaarse ploeg een vriendenmatch in Brussel. Van het fameuze Golden Team ontbraken Grosics Gyula, Lóránt Gyula, Zakariás József en Czibor Zoltán, terwijl Hidegkuti Nándor slechts bankzitter was. De Magyaren waren pas op 20 mei met 2-4 in het Nepstadion van Boedapest door Tsjecho-Slowakije verslagen, nadat ze er de jongste veertien jaar niet meer verloren hadden. Maar de ploeg vertoonde sedert de nederlagen tegen West-Duitsland in Bern (4 juli 1954: 3-2) en tegen Turkije in Istanbul (19 februari 1956: 3-1), zeer duidelijk sporen van verval. De Hongaarse voetbaldeskundigen hadden ten andere niet geaarzeld om te schrijven dat hun cracks onder alle opzichten, dus technisch en tactisch, en ook in snelheid, werden overklast door een Tsjechisch spel dat nochtans grotendeels was gekopieerd van het Hongaarse. Voor trainer Sebes had de match in Brussel dan ook een uitzonderlijke betekenis. Wat zou de reactie zijn op een nieuwe nederlaag, in het vooruitzicht van de kwalificatiewedstrijden voor de Wereldbeker die in 1957 begonnen? Voor België bleef Hongarije in principe een te sterk elftal, zelfs in haar vermoede overgangsperiode en gevreesde deemstering. Men had het dan ook niet gemakkelijk een ploeg samen te stellen en men verkoos met geroutineerde en met elkaar vertrouwde spelers te werken, in plaats van met individueel momenteel betere krachten. De Belgische verdediging werd behouden, behalve Fons Van Brandt, totaal uit vorm. Vooraan was het spijtig dat Rik Coppens gekwetst was en forfait diende te geven, zodat nog een debutant werd opgeroepen, Unionspeler Remi Vandeweyer. Maar toch bleven de nodige twijfels op welslagen bestaan. Men verwachtte het spektakel van de andere ploeg. Met vedetten Kocsis, met zijn ongeëvenaard kopspel, en Puskás, met zijn haast nooit falend schot, als aanvallende binnenspelers, was de Hongaarse spelwijze nog zeer afdoende tegen het Engelse derde-backspel, toegepast door de Belgen. De Hongaarse strategie en het gebruik van de ruimte waren nog steeds bepalend. De belangstelling voor de match tegen de 'Magische Magyaren' was fenomenaal: 75.000 toeschouwers, waarvan 59.299 betalende, wat een absoluut record was voor België. Maar die toeschouwers kregen niet helemaal wat zij verwacht hadden. Zij hadden zich laten verleiden door de reputatie van de Hongaren en hadden gehoopt de gereputeerde grootmeesters van de voetbalsport, het Golden Team 1954, aan het werk te zien.
Dat de Rode Duivels, voor de gelegenheid met witte trui, tegen die beroemde Magyaren de beste verrichting sinds heuglijke tijd weggaven, valt niet te betwijfelen. De Belgen kwamen zelfs eerst op voorsprong na omzetting van de strafschop door Van Kerkhoven, maar een minuut later al zou Puskás het gelijkstellend doelpunt scoren. Naar het voorbeeld van een Romeinse veldheer stak hij de hand in de hoogte en bleef in het midden van het veld een tijdje 'poseren', tot de Nederlandse scheidsrechter Leo Horn hem duidelijk maakte dat dit theatraal vertoon overbodig was. Toen vervolgens de Hongaren na een half uur met 1-3 leidden, dacht iedereen dat de match gespeeld was. Men kreeg de indruk dat de Hongaren het niet ernstig meenden en schijnbaar onverschillig mekaar de bal toespeelden. Maar dan plots kwamen zij in twee, drie trekken voor de Belgische doelman Gernaey en waren er voor diens doel geen lichamen, hoofden en benen genoeg om het gevaar af te weren. Dan waren er ook nog de bestendige permutaties, waardoor bewaking en dekking zeer moeilijk werden. En tenslotte was er het overschakelen van de ene spelwijze naar de andere, praktisch zonder de minste overgang. Zo zag men Kocsis, Tichy en Puskás om de beurt in de eerste lijn en speelden de buitenspelers Budai en Fenyvesi afwisselend in teruggetrokken en in vooruitgeschoven positie. Wanneer Puskás, de enige die bijna een ganse match zijn grote reputatie waar maakte, zich liet afzakken, zocht hij de ruimte en zijn voorzetten van dertig tot veertig meter waren telkens exemplaren van strategisch doorzicht en van nauwkeurigheid. Maar de Hongaren begingen in de tweede helft de vergissing de Belgen te laten spelen, hen hun gewone spelwijze te laten ontwikkelen. En uiteindelijk vond Hongarije niet meer de gepaste tegenzetten op de nochtans glasheldere Belgische aanvalsmethode. Zo werden de Magyaren in die tweede helft door een geestdriftig en strategisch bijna feilloos Belgisch elftal zodanig van de wijs gebracht, dat de wedstrijd volledig kantelde en België alsnog met 5-4 won. Wedstrijdverslag
Onmiddellijk bij de aftrap reeds bleek dat de Belgen geenszins aan een inferioriteitscomplex leden. Vandeweyer, die handig profiteerde van een slechte anticipatie van Boszik, kwam slechts een tikje te laat om de goed gevolgde Jurion te bedienen. Even later centerde Remi, aanvankelijk vernuftig in het aangeven en later zeer bedrijvig, naar Mermans wiens schuine kogel door de uitstekende Ilku geplukt werd. De reactie van de Hongaren liet niet op zich wachten, met fijn beredeneerde passes en gevarieerde switchmanoeuvres van het middentrio, met als animators Kocsis en de onvergelijkbare Puskás. De snijdende Fenyvesi schilderde in de 10de minuut het leder op Tichy's hoofd, maar de bal viel achter de netten. Het antwoord kwam nauwelijks één minuut later, toen uit een aanval langs de rechterwing Budai het leder gemeten doorspeelde aan Tichy, die Puskás bediende, waarop deze met een verre schuiver Gernaey zonder verhaal liet (1-1 ). Toen Mermans en Houf een beetje later begonnen te hinken (Jef had een stamp op de heup gekregen en Denis had zich bezeerd bij een botsing met Ilku), scheen onze aanval enigszins uit zijn lood geslagen. Het derde Hongaarse doelpunt was wel het mooiste. Puskás, naar links uitgeweken, centerde het leder, voor de neus van de niet tijdig teruggelopen Dirickx, op manshoogte voor de doelmond, waarop Kocsis, handig gevolgd, met een kopstoot de hulpeloze Gernaey voor de derde maal het nakijken gaf. Na het halfuur prijkten de Magyaren dus rustig aan de leiding met 1-3. Maar het dient gezegd dat de Belgen inzake spel toch niet onder lagen. Ze bouwden evenveel aanvallen op en was de afwerking misschien niet steeds zo verzorgd, er ging toch veel gevaar van die aanvallen uit. Mermans was echter niet gelukkig bij het naar doel schieten. Enige van zijn kanjers en stevige kopballen vlogen rakelings over of werden door de doelman gehouden. Ook onze andere aanvallers waagden hun kans op doel. Vandeweyer zou zelfs eens alleen doorbreken, maar Ilku onderschepte het leder.
Wat later herhaalde zich bijna hetzelfde toneeltje. Remi wou de bal meetippen, doch raakte de doelman, die gekwetst het veld diende te verlaten en vervangen werd door Sándor Gellér. De tweede helft zou dan een glansrijke en verbazend knap spelende Belgische ploeg op de voorgrond brengen. De Rode Duivels liepen snel en krachtig van stapel en reeds de eerste minuut kreeg Mermans een doelkans aan de voet, toen Vandeweyer hem het leder toespeelde uit een combinatie met Jurion. Twee minuten later ontsnapte Vandeweyer en miste een open doelkans toen hij van dichtbij op Gellér schoot. Daarop kogelde Mermans van op enkele meters hoog over doel. De Belgische druk bleef aanhouden. Jurion geraakte alleen door, maar Gellér slaagde er in nog in hoekschop te verwerken. Vandeweyer kreeg een nieuwe kans, doch bleek iets te traag om er gebruik te kunnen van maken.
Zes minuten later kreeg Orlans de bal uit een gemeenschappelijk aanvalsmanoeuvre langs Jurion, Vandeweyer en Mermans. Waar één van de grensrechters eerst voor buitenspel had gezwaaid, liet scheidsrechter Horn doorspelen. Mermans gaf dus de bal door aan Orlans, die het leder eens liet botsen en toen uit alle kracht naar de hoek trok en Gellér kansloos liet. Heel het stadion wipte overeind: en de stand luidde 3-3 . Op de 23ste minuut zou Mermans de kans van zijn leven verkijken, toen hij Szojka dribbelde en heel snel alleen voor Gellér opdaagde. Jef wou echter te scherp naar de hoek schieten en de bal ging op het nippertje naast de paal. Even later kende hij opnieuw tegenslag toen hij een voorzet van Orlans op de staak zond. En toch hing nog een doelpunt in de lucht. Na een halfuur, en na samenspel met Jurion, bediende Orlans met een retropass Houf, die met zijn ver schot Gellér verraste: 4-3 .
De Belgen waren nu niet meer te houden. Heel de ploeg speelde de match van haar leven, nu zij de zege in het bereik voelde. Een trekschot van Kocsis en een schuiver van Puskás deden de duizenden opgetogen toeschouwers nog even huiveren. Maar dan kreeg Orlans de bal toegeworpen van Gernaey en in een onvergetelijke rush van uit het middenveld, nam hij drie Hongaren in zuivere snelheid en joeg het leder met kracht tegen de touwen, terwijl heel het stadion recht wipte van geestdrift. De Hongaren stonden te kijken of ze het in Boedapest hoorden donderen ( 5-3 ) . De verdiende overwinning kon de Rode Duivels evenwel niet meer ontsnappen en te midden van een onbeschrijflijke geestdrift kwam het einde van een boeiende en prachtige wedstrijd, die onze landgenoten een onverhoopte, maar heel glansrijke overwinning had gebracht op de Hongaren, die de Britten eens beschreven hadden als wezens van een andere planeet… Charles Baete schreef in zijn beoordeling over de Hongaarse spelers in 'Het Laatste Nieuws' van maandag 4 juni 1956: Jan Pulinx gaf in zijn artikel in die zelfde krant ' Met de kunde… en met de stem…' volgende stukjes ten beste: In het Hongaarse sportblad 'Nep Sport' kon men lezen dat het technisch overwicht van de Magyaren in de tweede speelhelft werd overspoeld door het krachtige, ademrijke en rechtstreekse spel van de Belgen, die in alle lijnen gingen domineren. Het Hongaarse elftal daarentegen was nog slechts de schaduw van de reuzeploeg die zoveel triomfen gevierd had. |