DÉRY Tibor
Geboren: 18 oktober 1894 (Budapest)
Als: Déry Tibor
Overleden: 18 augustus 1977 (Budapest)
Activiteit: Schrijver en dichter
Biografie:
Déry Tibor werd in Budapest geboren op 18 oktober 1894, in een welstellende Joodse burgerfamilie.
Zijn vader Déry Károly was advocaat en zijn moeder Rosenberg Ernesztin een nakomelinge van een rijke Oostenrijkse familie.
Als kind was hij veel ziek (hij werd een tijd lang voor beendertuberculose verpleegd), maar niettemin deed hij toch op normale leeftijd eindexamen aan de middelbare school en de economische hogeschool, de Kereskedelmi Akadémia, en verbleef een jaar in Zwitserland om talen aan te leren.
In 1912 trad hij in dienst bij zijn oom die in Roetenië (thans Sovjet-Unie), het armste deel van Hongarije, een houtzagerij en een fabriek exploiteerde. Hij werd er de gedoodverfde toekomstige directeur. Maar ondanks het feit dat hij voorbestemd was om tot de deftige bourgeoisie te gaan behoren voelde Tibor Déry zich eerder een vrijbuiter. Hij kon aan zijn geweten geen concessies doen, roeping ging bij hem boven beroep. Door zijn verschijning, zijn spraak, zijn cultuur stond hij boven de massa, maar hij wist ook te ontstijgen aan gangbare stromingen en aan zijn eigen wisselvallig leven.
In die tijd schreef hij de roman 'Lia', wat hem na de publicatie ervan in 1917 op een veroordeling kwam te staan wegens schending van de eerbaarheid. In 1918 organiseerde hij een staking in de fabriek van zijn oom en werd hij ontslagen. Hij werd lid van de jonge communistische partij en na de omverwerping van de radenrepubliek werd hij enige tijd vastgehouden.
|
|
|
Déry met zijn moeder,... |
...als kind... |
... en als jongeman. |
Zijn eerste kortverhaal was ondertussen in 1917 verschenen in 'Nyugat'. In 1920 emigreerde hij met zijn eerste vrouw naar Tsjecho-Slowakije, maar vestigde zich vervolgens in Wenen voor twee jaar, waar hij stafmedewerker werd bij Bécsi Magyar Újság en Panoráma. In 1923 zou hij eerst naar Beieren gaan en dan naar Parijs, waar hij verschillende beroepen uitoefende, zoals ondermeer postzegelverkoper. Wanneer hij al zijn geld verspeelde op de roulette in Monte Carlo, ging hij naar Perugia met de hulp van zijn vrienden.
In 1926 keerde hij terug naar Hongarije, ging zwerven, emigreerde opnieuw, kwam terug… Hij was bezeten van gokken wat hem niet alleen zijn vermogen, maar ook zijn huwelijk kostte.
In Budapest hielp hij met het uitgeven van 'Dokumentum' samen met Lajos Kassák, Gyula Illyés, Andor Németh en József Nádass (december 1926-mei 1927).
Omdat hij zijn eigen werken niet gepubliceerd werden, diende hij te leven van zijn vertalingen van Engelse, Franse, Duitse en Italiaanse auteurs. Via Italië, Scandinavië en Transylvanië belandde hij in 1931 in Berlijn, waar hij tot eind 1932 werkzaam was als journalist. In Dubrovnik zou hij 'Szemtol szembe' schrijven. Verhuisd naar Wenen begon hij in 1933 te werken aan 'Befejezetlen mondat'. Na deelname aan een arbeidersrevolte in februari 1934 diende hij Wenen te verlaten. In Spanje verbleef hij een jaar, waarna hij terugkwam in Budapest, waar hij in de gevangenis belandde, wegens het vertalen van Gide's dagboek van zijn bezoek aan de Sovjet Unie. Gedurende Wereldoorlog II leefde hij ondergedoken en vervoegde oppositiebewegingen tegen de regering. Na 1945 zou hij tot de Communistische Partij toetreden. Zijn vorige en nieuwe werken werden dan gepubliceerd. Hij ontving de Kossuth Prijs voor zijn literaire bijdragen in 1948. In juni 1956 nam hij deel aan de Petõfi-Kör debatten en werd uit de Communistische Partij gestoten wegens kritiek op de leiders. Wegens zijn actieve rol in de revolutie in 1956 en zijn tegenstand tegen de zogenoemde 'consolidatie' van het Kádár-regime, werd hij begin 1957 veroordeeld tot negen jaar opsluiting. Onder druk van internationale protesten, ook van communisten en prominente schrijvers zoals Sartre, Camus, Mauriac…, werd hij op 1 april 1961 vrijgelaten en in 1962 vrijgepleit van alle beschuldigingen.
|
|
|
Déry op vakantie in 1936. |
Tijdens de Petõfi-Kör debatten in 1956. |
Samen met zijn derde echtgenote Kunsági Mária Erzsébet (Böbe). |
In het Stalinistische tijdperk, begin jaren vijftig, waren directe contacten met Hongarije schaars. In plaats van interesse voor 's lands literatuur zelf was de belangstelling gericht op de in het Westen levende Hongaarse schrijvers, zoals Arthur Koestler en andere emigranten. In Heerikhuizens geschiedenis van de wereldliteratuur (1951) werd Koestler als enige nog levende vertegenwoordiger van de Hongaarse literatuur genoemd.
Aan deze onwetendheid en ontkenning kwam pas na het uitbreken van de Hongaarse Opstand in 1956 een einde. Parallel met de golf emigrantenliteratuur die dat najaar heel West-Europa overspoelde, begon een langzame kennismaking met schrijvers en dichters uit Hongarije, die tijdgenoten waren.
Déry was de eerste die erin slaagde het isolement van de Hongaarse literatuur te doorbreken: de eerste vertaling van zijn werk in het Nederlands verscheen in die tijd onder de titel 'Niki, of een hondenleven achter het ijzeren gordijn'. Later volgden nog andere vertalingen.
J. Bernlef waardeerde destijds de 'fijnzinnige en intelligente kritiek op het Stalinistische regime' in zijn verhalen. Ook andere recensenten waardeerden het proza van Déry omdat hij zich verzette tegen elke vorm van terreur. Verder vond men hem een scherpe observator van het onechte en leugenachtige in de mens, dat hij vaak op een geraffineerde wijze aan de kaak stelt.
Zijn prozaoeuvre is omvangrijker dan zijn poëzie en drama's. Hij gebruikte ook veel autobiografisch materiaal en werd sterk beïnvloed door het surrealisme in vroegere werken. Zijn evolutie toont de overgang aan naar het realisme zonder echter afstand te doen van het individueel gezichtspunt. In zijn proza volgde hij de patronen van de Europese fictie, waarmee hij brak met de traditionele methodes van Mikszáth en Tersánszky, door een vertelstijl te gebruiken die meer naar parabels neigt dan naar anekdotes. Hij legde ook meer nadruk op de ontwikkelingen die zich in de eigentijdse Hongaarse maatschappij voltrokken en uit zijn werk blijkt een diep humanisme.
|
Déry aan zijn werktafel in 1947. |
Tibor Déry was in vele opzichten een cynicus. Hij heeft altijd in het heden geleefd. Het verleden was voor hem altijd voorgoed voorbij. Zijn gevangenisjaren lachte hij weg. Het dramatiseren van ouderdomsverschijnselen en de angst voor het sterven vond hij aanstellerij. Die cynische overmoed betaal je in een democratische staat met verbanning uit het paradijs; in een totalitaire staat kost dat je vrijheid. Hoewel Tibor Déry alle literaire genres heeft beoefend was hij in zijn diepste wezen prozaschrijver. In alle periodes van zijn schrijverschap heeft hij de grenzen van het realisme overschreden. Ondanks zijn gevecht tegen windmolens was Déry helemaal niet kwaadaardig. Diep in zijn hart was hij mild, maar hij schepte er plezier in om de mensen een spiegel voor te houden als ze er niet op bedacht waren van zichzelf te schrikken.
'A befejezetlen mondat' en deel 1 van 'Felelet' werden naar het Duits vertaald; 'Niki' naar het Deens, Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits, Italiaans, Noors, Pools en het Zweeds, terwijl een deel van van zijn kortverhalen beschikbaar is in het Nederlands, Frans, Duits en Portugees.
Een aantal boeken van Déry werden in Hongarije verfilmd, terwijl hijzelf ook een aantal filmscenario's schreef.
Zo is bv. de film 'Szerelem' (Liefde), uit 1971, geïnspireerd op zijn ervaringen, en op die van zijn moeder en echtgenote Kunsági Mária Erzsébet, opgedaan tijdens zijn gevangenschap na zijn veroordeling in 1957.
Korte inhoud van de film 'Szerelem' (Liefde):
De vrouw van een politieke gevangene zorgt voor haar bejaarde schoonmoeder en houdt de waarheid verborgen voor de oude vrouw, die denkt dat haar zoon zich in New York bevindt om een film te maken.
|
Déry trouwde driemaal.
Zijn eerste vrouw, Pfeiffer Olgá, huwde hij op 25 juli 1920. Hij zou in 1928 van haar scheiden.
In 1945 trouwde hij dan met Oravecz Paulá (ook een schrijfster) en in 1955 werd Kunsági Mária Erzsébet (Böbe) zijn derde vrouw.
In Hongarije is de Déry Tibor Prijs een belangrijke literaire prijs.
|
|
|
Film: 'Szerelem'. |
Film: '141 perc a befejezetlen mondatból'. |
...en een audioboek: 'Niki. Egy kutya története'. |
Belangrijkste literaire werken:
- Lia (1917)
- Az óriáscsecsemő (1926)
- A befejezetlen mondat (1947) (De onafgewerkte Zin)
- Felelet (1950) (Het Antwoord)
- Niki. Egy kutya története. Roman 1956 (Niki. A Dog Story)
- Szerelem (1963) (Verhalen)
- G. A. úr X.-ben (1964) (Mijnheer G. A. tot X.)
- A kiközösító (1966) (De Excommunicator)
- Képzelt riport egy amerikai pop-fesztiválról (1971) (Ingebeelde Reportage van een Amerikaans Popfestival)
- Kedves bópeer (1973) (Beste Schoonvader)
- Itélek nincs (1969) (Herinneringen)
Filmscenario's:
- Simon Menyhért születése (1954) (De Geboorte van Simon Menyhért)
- Tilos a szerelem (1965) (Verboden Liefde)
- Szerelem (1971) (roman) (Love)
- Portugál királylány (1974) (TV film) (De Prinses van Portugal)
- Felelet (1975) (TV serie) (Het Antwoord)
- – Episode #1.1 (1975)
- – Episode #1.2 (1975)
- – Episode #1.3 (1975)
- – Episode #1.4 (1975)
- – Episode #1.5 (1975)
- 141 perc a befejezetlen mondatból (1975) (141 Minutes from the Unfinished Sentence)
- Philemon és Baucis (1978) (Philemon en Baucis)
- Két történet a félmúltból (1980) (kortverhalen Téglafal mögött en Philemon és Baucis) ()
- A téglafal mögött (1980) (verhaal) (Behind the Brick Wall)
- Felhöjáték (1984) (roman) (Spel van Wolken)
- Az óriás (1984) (roman) (Orias)
- Az utolsó kézirat (1987) (roman "Vidám temetés") (The Last Manuscript)
|
|
|
Gedenkplaat aan het woonhuis van Déry Tibor, Budapest, XIII. kerület Jászai Mari tér 5.. |
Buste van Déry Tibor. |
Zijn graf op het Farkasréti Kerkhof in Budapest. |
|