KORDA  Alexander,  Sir

KORDA AlexanderKORDA AlexanderBiografie:

Geboren: 16 september 1893 (Turkeve - Hongarije)
Als: Kellner Sándor László
Overleden: 23 januari 1956 (Londen)

Legendarische, Oscar genomineerde producent en regisseur: Een 'Hollywood rebel' & Stichtend lid van de 'Society of Independent Motion Picture Producers'.  Stichter en leidende kracht achter de Britse filmindustrie en 'Redder van de Britse Filmindustrie.' 

Hij was de oudste van drie zonen uit een Hongaars Joodse familie. Als jonge knaap werd Sándor's zicht beschadigd door een onjuiste behandeling van een oogkwaal. Daardoor diende hij gans zijn leven dikke brilglazen te dragen. Niettegenstaande dit probleem was hij een allesverslindend lezer en ontwikkelde een quasi fotografisch geheugen. Hij leerde ook een half dozijn talen aan en was gekend als een briljant (sommigen zeiden 'hypnotiserend') causeur.
Op 13-jarige leeftijd verloor Sándor zijn vader en in 1909 vertrok hij naar de hoofdstad Boedapest. Daar begon hij zijn carrière als als staflid van hat dagblad 'Független Magyarország' (Onafhankelijk Hongarije). In 1911-12 was hij reporter in Parijs, waar hij ondertussen ook vervelende jobs deed in de 'Pathé Studio', op dat ogenblik het meest geavanceerde filmbedrijf in de wereld. Hij vestigde het genre van filmkritieken als recencent voor 'Mozgófénykép Híradó' (Filmnieuws). In 1912 redigeerde hij de filmrubriek van 'Színházi Élet' (Toneelleven). Gekend als Korda Sándor was hij stichter en uitgever van 'Pesti Mozi' van oktober 1912 tot mei 1913, dan van 'A mozi' (1913) en 'Mozihét' (1915-18). Zijn pseudoniem was Sursum en hij ontwikkelde een aanzienlijke reputatie als filmcriticus.
Hij regisseerde zijn eerste Hongaarse film 'A Becsapott újságíró' in 1914 met Zihaly Gyula voor zijn 'Tricolor Company'. In 1915 draaide hij voor 'Nemzeti Co.', dan voor 'Korona'. In 1916 gaf Janovics Jenõ hem een verbintenis in Kolozsvár (Cluj) bij de staff van Corvin. Het volgend jaar vestigde hij zijn eigen onafhankelijke studio in Boedapest.
Alhoewel de Hongaarse filmindustrie nog in haar kinderschoenen stond, produceerde het land een verrassend rijke erfenis aan films. Gezaghebbende filmmakers zoals Alexander Korda, Michael Curtiz en Cukor George waren Hongaren. Het land beroemde zich tevens op 's werelds eerste filmjournaal. Korda hielp mee de Hongaarse filmindustrie op te richten.
In 1919 ondersteunde hij de Communistische regering (alhoewel Korda geen lid was van de Communistische Partij), wanneer deze in Hongarije de eerste genationaliseerde filmindustrie van de wereld creëerde. Wanneer de Communistische regering ten val werd gebracht en vervangen door het rechtse 'Witte Terreur' regime, werd Korda zelfs kortstondig in de gevangenis gezet. In november 1919 verliet hij Hongarije met zijn echtgenote Farkas Maria, die als actrice de naam Maria Corda gebruikte (met een andere spelling van haar familienaam dan haar echtgenoot). Hij zou nooit meer terugkeren naar zijn geboorteland. Hij noemde zich nu ook Alexander Korda, in plaats van Sándor, en vestigde zich in Wenen, waar Sascha Kolowrat hem uitnodigde voor Sascha Film Maatschappij te komen werken. In 1920 zou hij zijn eerste Oostenrijkse film opnemen, 'Prinz und Bettelknabe'.

Maria Farkas (Corda) zijn eerste echtgenote.
Merle Oberon, in 1938, het jaar voordat zij trouwde met Korda.
Maria Farkas (Corda) zijn eerste echtgenote.

Merle Oberon, in 1938, het jaar voordat zij trouwde met Korda.

Sir Alexander Korda, samen met Orson Welles en Vivian Leigh
Alexander Korda, regisseur-producer, achter de camera.
Sir Alexander Korda, samen met Orson Welles en Vivian Leigh, tussen de opnamen van 'Anna Karenina' door.
Alexander Korda, regisseur-producer, achter de camera.

In 1927 trok hij naar Amerika waar hij werkte voor 'First National' en 'Fox', voor films zoals 'The Private Life of Helen of Troy' (1927), 'Love and the Devil' (1929) en 'The Princess and the Plumber' (1930). Maar Hollywood beviel hem niet en hij ging in Frankrijk o.a. de kleurvolle provinciale satire 'Marius' (1931) maken. Vervolgens vestigde hij zich in 1931 in Londen, samen met zijn broers Vincent (een production/art designer) en Zoltán (een regisseur die vaak met Alexander samenwerkte). Daar werkte hij eerst aan films voor de Britse tak van Paramount, maar startte één jaar later zijn eigen maatschappij, London Films. De uitgebreide Denham Studios werden door Korda gebouwd met geld dat hij leende bij de Prudential Insurance Company, maar hij moest de studio's in 1938 verkopen doordat de schulden te hoog waren opgelopen. Zijn eerste gemaakte eigen films zoals de komedie 'Wedding Rehearsal' (1932), 'Men of Tomorrow' (1933), 'Strange Evidence' (1933) en 'Cash' (1933), waren geen groot succes, maar de Oscargenomineerde film 'The Private Life of Henry VIII' (1933 regie, met Oscar voor Charles Laughton als beste acteur), misschien wel de meest invloedrijke Britse film aller tijden, veranderde alles.
De film was een internationaal kassucces en zorgde in zijn eentje voor een filmboom in Engeland. Tot Engelsman genaturaliseerd in 1936, zou hij in 1943 door Koning George VI tot ridder geslagen worden wegens zijn verdiensten voor de Britse filmindustrie, en dat als eerste lid van de filmindustrie ooit. Hij hielp mee het filmgezicht van het Britse Rijk te bepalen.
Bij de films die hij produceerde vóór de oorlogsperiode waren: 'The Private Life of Don Juan' (1934 regie), 'The Rise of Catherine the Great' (1934 producer), 'The Scarlet Pimpernel' (1934 producer), 'Sanders of the River' (1935 producer), 'The Ghost Goes West' (1935 producer), 'Things to Come' (1936 producer), 'Rembrandt' (1936 regie), 'Return of the Scarlet Pimpernel' (1937 producer), 'Knight Without Armour' (1937 producer), 'Elephant Boy' (1937 producer), 'The Drum' (1938 producer), 'The Four Feathers' (1939 producer), 'The Thief of Bagdad' (1940 regie) en nog vele andere.
Na de oorlog hernieuwde Korda zijn energie en produceerde naoorlogse successen als 'Perfect Strangers" (1945 producer), 'An Ideal Husband' (1947, tevens zijn laatste film als regisseur), 'Anna Karenina' (1948), 'The Fallen Idol' (1948), 'The Third Man' (1949), 'Breaking the Sound Barrier' (1952), 'The Captain's Paradise' (1953), 'Hobson's Choice' (1954), 'Storm over the Nile' (1955) en 'Richard III' (1955).
Tussendoor had Korda tijdens WO II ook in de V.S. een paar films geproduceerd: 'That Hamilton Woman' (1941), 'Jungle Book' (1942) en 'To be or not to be' (1942). Pas later zou bekend worden dat hij toen naar Amerika gegaan was als koerier voor Winston Churchill.
Alexander Korda was driemaal gehuwd: Corda María, een Hongaarse actrice die in heel wat filmen van haar man acteerde (1919-1930, gescheiden, met één zoon Péter Vincent Korda °1921), Merle Oberon, eveneens een actrice (3/6/1939 tot juni 1945, gescheiden) en Alexandra Boycun (8/6/1953 tot bij zijn overlijden in 1956). Hij had een eerder wankele gezondheid en stierf in januari 1956.
Op zijn bureau bevond zich steeds een bordje, waarop stond "It's not enough to be Hungarian".
Gekend voor het maken van grootschalige films, was Korda waarschijnlijk de meest uitgesproken producent-showman in de filmgeschiedenis. Hij was succesvoller als producent dan als regisseur en zijn extravagante reputatie lijkt nu wel verdiend.