SZENT-GYÖRGYI  Albert  (Albert von Szent-Györgyi Nagyrapolt)

Albert von Szent-Györgyi

Medaille Nobelprijs Geneedkunde
Buste van Albert von Szent-Györgyi
Hongaarse postzegel van Albert von Szent-Györgyi

Biografie:

Geboren:
16 september 1893 - Budapest
Als:
Szent-Györgyi Albert Imre
Overleden:
22 oktober 1986 - Woods Hole (Verenigde Staten)

Nobelprijs 1937 Geneeskunde ("for his discoveries in connection with the biological combustion processes, with special reference to vitamin C and the catalysis of fumaric acid."

Albert von Szent-Györgyi werd als Szent-Györgyi Albert Imre geboren in 1893 in Budapest, als tweede zoon van grootgrondbezitter Nicolaus von Szent-Györgyi en Josephine, wiens vader, Joseph Lenhossék, en diens broer Michael, beiden Professor Anatomie waren aan de Universiteit van Budapest. Szent-Györgyi huwde in 1917 met Demény Cornelia, dochter van de Hongaarse Postdirecteur. Zij schonk hem een dochter. Gedurende de jaren '30 was hij een actief antinazi en tijdens Wereldoorlog II verleende Zweden hem ter bescherming het Zweedse staatsburgerschap. In 1941 zou hij een tweede maal trouwen, met Borbiro Márta, een medewerkster op Woods Hole, met wie hij samen nog een dochter kreeg. Cornelia ('Kleine Nelly') was hun enige kind en werd geboren in oktober 1918, juist voor het einde van de wereldoorlog.
Szent-Györgyi was geïnteresseerd in alle soorten van sport, met een voorkeur voor zeilen en alpinisme.
Hij liet zich als student inschrijven in 1911 en ging in het laboratorium van zijn oom studeren tot Wereldoorlog I uitbrak en hij gemobiliseerd werd. Hij diende op het Italiaans en Russisch front, waar hij de Zilveren Medaille voor Moed kreeg. Nadat hij gewond werd in actie werd hij ontslagen uit zijn legerdienst in 1917. Hij beëindigde zijn studies in Budapest en ging dan onderscheidenlijk samenwerken met farmacoloog G. Mansfeld in Pozsony (nu Bratislava in Slowakije), met Armin von Tschermak in Praag, waar hij elektronfysiologie studeerde, en met L. Michaelis in Berlijn. Vervolgens trok hij naar Hamburg voor een twee jaar durende cursus in fysicochemie in het Instituut voor Tropische Hygiëne. Daar ontmoette hij in 1920 de farmacoloog W. Storm van Leeuwen die hem een positie als assistent op het Universitair Instituut voor Farmacologie in Leiden (Nederland) aanbood. Na twee jaar vertrok hij op uitnodiging van professor H. J. Hamburger, samen met zijn vrouw en dochtertje, naar Groningen, waar hij tot 1926 in het Fysiologisch Instituut zou blijven werken.

Zijn verblijfplaats in Groningen, waar hij in een kelderkamer zijn werkkamer
Zijn verblijfplaats in Groningen, waar hij in een kelderkamer zijn werkkamer en labo had.
Met een collega aan het werk in het laboratorium van de Universiteit van Szeged.
Met een collega aan het werk in het laboratorium van de Universiteit van Szeged.

Szent-Györgyi begon, op zijn eigen verzoek in een kleine kelderkamer van de universiteit van Groningen, met studies over de celademing en biologische oxidatie. Hij wist aan te tonen dat bij de celademhaling zowel waterstof als zuurstof worden geactiveerd en dat laatstgenoemde eerstgenoemde verbrandt. Ook onderzocht hij de celademing in plantenweefsel, omdat deze in principe gelijk zou zijn aan die in dierlijk weefsel en dat een gemeenschappelijke oorzaak van bruinkleuringen zou kunnen gevonden worden. Uit zijn onderzoek bleek dat in sommige planten een stof aanwezig was die het door hem onderzochte oxidatieproces sterk onderdrukte en dat eerst na omzetting van deze stof een kleurreactie optrad. Toen Professor Hamburger, de fysioloog, overleed in 1924, werd hij opgevolgd door een psycholoog, die niet van scheikunde hield, noch van Szent-Györgyi. Daarmee kwam een einde aan zijn onderzoekingen in Groningen en in 1926 ging hij in op een uitnodiging van Sir F. G. Hopkins, om verder aan die stof te werken in Cambridge met een Rockefeller Fellowship (studiebeurs). Zo ontdekte hij bij studies van de bijnierschors, koolplanten en citrusvruchten een reducerend suiker, die hij voorlopig hexonzuur noemde. Kort daarna werd Szent-Györgyi, in 1928, benoemd als hoogleraar aan de Universiteit van Szeged, waar hij zijn onderzoek voortzette. Hij ontdekte dat zijn hexonzuur wel eens identiek aan vitamine C kon zijn. En in 1931 toonden Szent-Györgyi en zijn assistent J. Swirbely inderdaad ondubbelzinnig aan dat hexonzuur en vitamine C identiek waren. De stof komt overvloedig voor in paprika, maar werd niet meteen met scheurbuik in verband bracht.
Voor beide ontdekkingen zou hem in 1937 de Nobelprijs toegekend worden.
Het bleek dat vitamine C een heilzame invloed op scheurbuik (scorbuut) had, en dat leverde weer een nieuwe benaming op: ascorbinezuur. Toen de ontdekking van Szent-Györgyi in 1937 met een Nobelprijs werd bekroond, was ascorbinezuur al op grote schaal in de voedingsindustrie in gebruik (E330 bij gebruik als additief). Het diende daar vooral als stabilisator, bijvoorbeeld om de smaak van bier in balans te brengen. Pas later werd ascorbinezuur ook een belangrijke gezondheidsfactor. Als voedingssupplement is het nu zelfs de best verkopende vitamine. Ook Szent-Györgyi was zich goed bewust van het feit dat de naam ascorbinezuur niet helemaal toepasselijk was en vitamine C ten opzichte van scheurbuik te veel krediet verleende. In 1936 isoleerde hij een complexe substantie uit citroenschillen. Zijn 'Citrine' bevatte naast vitamine C nog een rits andere stoffen, maar hij slaagde er niet in die te isoleren en te identificeren. Szent-Györgyi kon wel experimenteel aantonen dat citrine vaatwandversterkende eigenschappen had. Alle symptomen van scheurbuik kunnen op het bezwijken van de vaatwanden worden teruggebracht. Omdat citrine daartegen beter bleek te beschermen dan vitamine C, poneerde Szent-Györgyi dat hij een nieuwe vitamine had gevonden. Hij doopte ze vitamine P, met de P van 'permeability' (permeabiliteit of doorlaatbaarheid). Een gezond haarvat moet inderdaad selectief doorlaatbaar zijn.

Szent-Görgyi Albert als Professor.
Szent-Görgyi Albert als Professor.

In 1938 begon hij spieronderzoek te doen en ontdekte vlug de proteïnen actin en myosin en hun complexe verbinding. Dit leidde tot een reproductie van de fundamentele reactie van spiercontractie, dat de basis vormde van spieronderzoek in de volgende decades. Het behoud van biologisch materiaal in glycerine, dat een uitgebreide toepassing kende met inbegrip van het gebruik in de landbouw bij de bewaring van sperma, is een resultaat van zijn meer recent werk. Hij ontwikkelde ook het gebruik van de psoasspier van konijnen als experimenteel materiaal, publiceerde theorieën over de energeticiproblemen en deed research over de groeiregeling en het potentieel van membraancellen, en de hormonale functie van de zwezerikklier.
Naast die drukke bezigheden raakte Szent-Györgyi na 1935 betrokken bij antifascistische activiteiten en maakte deel uit van Hongarije's ondergrondse antinazibeweging gedurende Wereldoorlog II. In de periode 1944-'45 diende hij zich voor de Gestapo schuil te houden.
Na het einde van oorlog werd hij voorzitter van de Medical Chemistry in Budapest, maar verliet Hongarije in 1947 om politieke redenen en vestigde zich in de Verenigde Staten waar hij onmiddellijk directeur werd van het Institute for Muscle Research in Woods Hole, Massachusetts. Daar leidde hij de research over de oorzaken van celverdeling en vervolgens kanker. Hij zou in Woods Hole blijven wonen en werken tot aan zijn dood op 22 oktober 1986;
hij was toen 93 jaar oud.

Szent-Györgyi, lid van veel wetenschappelijke verenigingen, was oud-voorzitter van de Academie voor Wetenschappen van Budapest en ondervoorzitter van de Nationale Academie van Budapest. Hij was Visiting Professor aan de Harvard University in 1936 en Franchi Professor aan de Universiteit van Luik, 1938. Hij ontving de Cameron Prize (Edinburgh) in 1946 en de Lasker Award in 1954. Szent-Györgyi schreef 'The Crazy Ape' (1970), een kritische en pessimistische commentaar over de wetenschap en de verwachtingen voor de overlevingskansen van de mens op aarde. Zijn vele publicaties omvatten 'Oxidation, Fermentation, Vitamins, Health and Disease' (1939),'Muscular Contraction' (1947),'The Nature of Life' (1947),'Contraction in Body and Heart Muscle' (1953) en 'Bioenergetics' (1957).  

Een zeer bekend citaat van Albert Szent-Györgyi: "Ontdekken is zien wat iedereen heeft gezien en denken wat niemand heeft gedacht".