|
Man, Man(n)s, Maens, Smans, De Man, De Mann(e), Demman(e), Demaen.
|
Uit het Middelnederlandse man: man, mens, knaap, echtgenoot, leenman. |
|
Een aantal eeuwen geleden droeg ieder persoon slechts één naam. Deze naam duidde op een bepaalde eigenschap van die persoon of op een bepaalde geboortewens. Soms werden er wel bijnamen gegeven, ter onderscheiding met andere gelijknamige personen.
Deze bijnaam, die iemand bij zijn doopnaam meekreeg, kwam in de 12de eeuw in onze streken in gebruik. Vooraleer de echte familienamen ontstonden, duurde het echter nog een paar eeuwen.
In de periode 12de tot 17de eeuw werd het gebruik van echte familienamen een vaste gewoonte, eerst in de Zuidelijke Nederlanden, later in de Noordelijke.
De oorsprong van familienamen is voornamelijk terug te voeren tot een viertal bronnen: patronymica of vadersnamen, (bv. Peeters(soone), beroepsnamen (bv. De Mesmaeker), namen ontleend aan lichamelijke eigenschappen (bv. De Witte) en tenslotte geografische namen (bv. Berckmans).
|
|
Hendrik, Henri (Fr.), Drikus, Endrik, Haino, Hein, Heino, Heinricus, Hendricus, Hendrikus, Henk, Hennie, Henricus, Hindrik, Hins, Rik, Rikus, Heinrich (Du.), Heinz (Du.), Harry (Eng.), Henry (Eng.), Enrico (Ital.), Drika, Drina, Heintje, Hendrica, Hendrika, Hendrikje, Hennes, Hennie, Henrica, Hetty, Hinke, Jet, Rika, Riek, Riekje, Rina, Rini, Harriet (Eng.), Henrietta (Eng.), Henriette (Fr.), Enrica (Ital.). |
Het eerste deel van de voornaam 'Hen' is een afgeleide van het Germaanse 'heim', met de betekenis 'woonplaats', en 'rik', met de betekenis 'machtig'.
De naam betekent mogelijk: de eerste onder zijn gelijken. |
|
Op 19 juni is er een feestdag ter ere van Hendrik II, de Heilige keizer van Duitsland, welke een aantal kloosters stichtte. Het was tevens de naam van een groot aantal Duitse, Nederlandse, Engelse, Franse, Belgische, Luxemburgse, Portugese vorsten, o.a. Hendrik, prins der Nederlanden, echtgenoot van koningin Wilhelmina. |
http://www.helen-online.nl/boogschutter.htm
|
Ikzelf in juli 1939. |
|
Dorpskerk van Baasrode, gezien van op de Schelde. |
Mijn naam is Henri, Henri De Man (neen, geen allusie naar Bond, James Bond). Als jongste kind van Achilles De Man en Joanna Stallaert, werd ik geboren in Baasrode, nu deelgemeente van de Ros Beiaardstede Dendermonde, op de dag waarop in 1938 de winter zijn intrede deed, 21 december. Ik dateer dus van voor 'den oorlog'.
Van die oorlog zelf herinner ik mij gelukkig niet al te veel, maar toch zijn er nog bepaalde beelden die mij helder voor de geest komen. Zo herinner ik mij nog goed die gewapende Duitse soldaten met hun typische helmen, die de omliggende tuinen uitkamden op zoek naar één van onze buren, die in het verzet zat. Ik hoor nog duidelijk
de vliegtuigen die over kwamen, naar waar wist ik toen veel, en die massa's zilverpapiertjes dropten, die wij vervolgens enthousiast in de velden gingen zoeken.
Moeder bakte eierkoeken met eierpoeder en op de schouw stonden steeds de gevulde koperen petroleumlampen klaar, om in geval van nood voor verlichting te zorgen. Ik herinner mij nog de schuilkelder van 'Tjokkes' en de 'vliegende bom' die achter het nabij gelegen gasthuis gevallen was. Nadien was er nog de aftocht van de Duitsers, die voorbij trokken op alles waar zij beslag konden leggen: gestolen karren, geconfisceerde fietsen, noem maar op. En dan die bevrijdingsfeesten en de optocht door de straten van ons dorp... en de verbranding van de stropop, die Adolf Hitler moest voorstellen.
Veel is dat allemaal niet, maar nadien ik heb wel genoeg intrieste beelden gezien, die mij deden beseffen dat wij met ons huisgezinnetje gelukkig heelhuids uit die verschrikkelijke tijden gekomen zijn.
Alhoewel wij het niet te breed hadden, mag ik toch wel zeggen een gelukkige jeugd gehad te hebben. Vader deed, ondanks een wankele gezondheid, zijn best ons een inkomen te verzekeren en ons moeder, duiveltje doet al, maakte nuttig gebruik van elke frank die binnen kwam. Wij kwamen niets tekort, konden naar school gaan zoals het hoorde en konden ons uitleven met vriendjes en vriendinnetjes uit de gebuurte.
|
Driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus),
mannetje en wijfje. |
Zo was het dolle pret in de toen nog heldere beekjes en grachten te gaan vissen op 'stekerbakken' (stekelbaars) en wij trachtten elkaar de loef af te steken om de mooiste exemplaren te vangen. Hoog gequoteerd waren de 'roeëbaus' (prachtig veelgekleurde mannetjes) en de 'moemmers' (bijna volledig zwarte stekelbaars), terwijl de 'pappers' (bevruchte wijfjes), onterecht heel wat minder bijval kenden. Het was een zalige tijd, zonder zorgen, zonder problemen.
Grote broer Roger studeerde al vlug af aan wat toen de vakschool heette en ging uit werken. Zus Ludie zou later aan de slag gaan als bediende en ikzelf was het schoolgaan op mijn zestiende beu, zodat broer Roger mij aan een job hielp in de fabriek in Dendermonde, waar hij ook werkte als onderhoudstechnieker. Daar heb ik ongeveer één jaar, dag in dag uit, aan 's lands dweilenproductie meegewerkt, aan weefgetouwen die op hun beurt dan weer stof en lawaai in overvloed voortbrachten.
|
De Belgische auto Minerva 1923. |
|
De legerjeep Minerva Land Rover 1952. |
Tot een gebuur mij in juli 1956 meenam naar Mortsel, naar de fabriek waar de laatste Belgische auto's, van het merk Minerva, werden geproduceerd (vooral de legerjeeps, gebruikt door het Belgisch leger en de Rijkswacht). "Daar", zei hij, "kun je een deftige stiel als rectifieur aanleren". Rectifieur, in feite was dat het beroep van 'veredelde slijper', waarbij aan allerhande machines auto-onderdelen werden fijngeslepen. Op zich reeds een verbetering, maar toch, als je zag dat je voor een uurloon van de ronde som van 14,35 frank bruto lange dagen moest kloppen!.
In april 1957 overleed dan vader (moeder zou nog onder ons blijven tot april 1986) en een paar maanden later moest ik mijn legerdienst gaan vervullen, zoals toen nog verplicht was. Na twee maand opleiding bij de Genie in Amay (landmacht), werd ik voor de overige dertien maanden van mijn diensttijd in de kazerne 'Westakkers' in Haasdonk gelegerd, bij de 3de Cie Genie Maint. Daar werd ik als bediende op het bureel van de CSM geplaatst, waar ik mij, mede door een goede opleiding van mijn voorganger, heel goed in mijn vel voelde en er de zin opdeed voor een latere kantoorloopbaan. De diverse taken die ik mocht uitoefenen, hebben zeker een blijvende stempel gedrukt op mijn later leven. Zo moest ik, naast de gewone administratieve taken, bijvoorbeeld ook de vakantiedagen regelen van alle miliciens en beroepssoldaten van onze Compagnie, de aanvragen behandelen voor het toenmalig 'soldatenhalfuurtje' op de radio, de bibliotheek beheren, schriftelijke cursussen voor de miliciens aanvragen en opvolgen, enz. Voor mij ging toen een nieuwe wereld open en ik kan die legerdienstperiode dus zéker niet als verloren tijd beschouwen, zoals vele anderen misschien wel.
Toen ik dan eind augustus 1958 afzwaaide, was de fabriek Minerva ondertussen (voor de tweede maal) failliet gegaan. Maar ik was hoe dan ook vastbesloten de fabriek vaarwel te zeggen en werk te zoeken als bediende. Maar zonder diploma, zonder veel algemene kennis of enige taal machtig te zijn (buiten een 'oui' en een 'non'), was dat ook in die tijd reeds geen sinecure. Ik trachtte dan ook zoveel mogelijk te solliciteren en aan openbare examens mee te doen. Door een gelukkig toeval kon ik mij op 26 mei 1959 uiteindelijk in de Koningsstraat in Brussel aanbieden bij een kleine financieringsmaatschappij (de Leen-en Hypotheekkas) en jawel, 's anderendaags mocht ik al starten. Mijn beginwedde bedroeg toen 3.721,- frank bruto (vergelijk eens met de lonen nú), maar ik was hoe dan ook de koning te rijk.
Na volgend anekdotisch voorval besefte ik echter, dat ik het met mijn beperkte kennis
heel moeilijk zou krijgen iets deftig op te bouwen:
- In de dienst financieringen werden de kredietaanvragen, ingediend door de agenten en Gewestelijke Directies van de maatschappij, voor beslissing voorgelegd aan een herverzekeringsmaatschappij in Namen. Deze beslisingen werden ons dan medegedeeld in het Frans en ik moest die dan na vertaling aan onze Nederlandstalige medewerkers doorsturen.
Zo ontving ik op een dag een beslissing waarbij een bepaalde lening aangenomen werd met als één der gestelde voorwaarden '...pour autant que les immeubles soient libres de charges'. Met mijn toen nog minieme kennis van de taal van Molière zette ik die tekst om naar '...op voorwaarde dat de meubelen onbelast zijn'!..
's Anderendaags werd ik bij de Directeur geroepen en toen ik na zijn 'lieve woordjes'
zijn bureel mocht verlaten, stond heel dat gevalletje duidelijk in mijn geheugen gebrand...
En oh ja, die vergissing heb ik nóóóóit meer gemaakt...
|
Ik besliste dan ook vlug om avondschool te gaan volgen. In de zeven daarop volgende jaren zou ik met goed gevolg boekhouding, secretariaat en talen studeren, zodat ik toch een ietwat steviger basis had om iets te kunnen bereiken. In 1969 gradueerde ik aldus in de boekhouding (Hoger Technisch Onderwijs), met een eindverhandeling 'Rol en Organisatie van de Verkoop op Afbetaling'.
Ingevolge fusies was ik ondertussen in 1968 in de Bank Lambert terecht gekomen, de latere Bank Brussel Lambert (nu ING), klom in het kader op tot afdelingschef en kan nu, na afloop, best tevreden op mijn loopbaan terugkijken. De laatste jaren in de Bank, voor mijn opruststelling, leerde ik toen ook nog werken met de Personal Computer. Tekstverwerking (WordPerfect, Word), rekenbladen (FrameWork, Excel), presentaties (PowerPoint), databases (DBase), grafieken (Harvard Graphics), kortom een heel gamma aan software werd aangeboord.
Een nieuwe uitdaging was geboren, die mij ondertussen reeds meerdere aangename uurtjes heeft verschaft. Sindsdien heb ik met nog heel wat andere programma's leren werken, zodat heel wat vrije tijd hieraan nuttig gespendeerd kan worden.
|
Mijn overleden
echtgenote Jos. |
|
De maand mei 1959 was ondertussen voor mij een heel belangrijke maand geweest. Niet alleen had ik werk gevonden als bediende, maar was ik ook in de dancing 't Zwambershof' in Lebbeke een pittig meisje tegen het ranke lijf gelopen en op slag verliefd geworden.
In 1961 zouden ons Josken en ik trouwen. En in 1968, opnieuw in de maand mei, werd ons een schattige dochter, Chris, geboren. Onnodig te zeggen dat zij mijn oogappel werd (en nog steeds is). Ondertussen heeft Chris haar eigen nestje, samen met Tim, een droom van een schoonzoon.
Wij, ons Jos en ik, woonden sinds eind 1980 in ons eigen stekje, in Opwijk, waar het rustig vertoeven is.
Door de jaren heen hebben wij heel wat moeten doorstaan, het leven was niet altijd even gemakkelijk voor ons.
Wij vierden op 25 augustus 2011 nog samen ons 50 jaar getrouwd zijn. Maar nadat haar gezondheid er de laatste jaren sterk op achteruit ging, kwam Jos, op 76-jarige leeftijd, plots te overlijden op 6 november 2011. Zij leeft nu voort in onze gedachten...
|
En zoals u hiernaast ziet, woont er nu nog iemand bij mij. Nadat onze gezellige aanhalige poes 'Mousty', op 5 mei 2008, op 20-jarige leeftijd, overleed, houdt een nieuwe metgezel mij gezelschap, Candy, een lieftallige blauw-witte poes, van het 'Britse Korthaar' ras.
|
|
|
Terug naar Openingspagina |
|