ACHTTIENDE EEUW
Hoewel Hongarije zijn grondgebied heroverd had, was de politieke vrijheid nog lang geen feit. Door de unie met Oostenrijk bleven de Habsburgers de feitelijke machthebbers en het land werd verdeeld onder officieren en leden van de Duitse Ridderorde. De Hongaarse laagvlakte werd vervolgens bezet door Zwabische en Servische immigranten en de steden ‘verduitsten' helemaal. Het was duidelijk dat men streefde naar de totale opheffing van de Hongaarse staat en de bevolking werd tot assimilatie gedwongen. Dat deze situatie onvermijdelijk tot een opstand moest leiden, mag duidelijk zijn. Onder prins Rákóczi II Ferenc begon in 1703 vanuit Transsylvanië de vrijheidsoorlog. Dit werd echter geen succes en in 1711 werd er een vredesverdrag getekend met de Oostenrijkse keizer. Toch leverde deze mislukte opstand wat op: het keizerrijk erkende de soevereiniteit en de grondwet van het koninkrijk Hongarije. Op dat moment ging de herbevolking van het Hongaarse grondgebied (Hongarije, Slowakije, Slavonië en Kroatië) gewoon door en er vestigden zich Kroaten, Duitsers, Serviërs, Slowaken en Roemenen. Dit leidde ertoe dat de autochtone Hongaren na 1700 nog maar ongeveer 40% van de bevolking vormden. Transsylvanië was ondertussen overwegend Roemeens geworden, kreeg ook meer autonomie en werd van de rest van Hongarije gescheiden door een militaire zone.
Nadat het Hongaarse parlement erfopvolging in vrouwelijke lijn goedkeurde, kwam keizerin-koningin Maria Theresia in 1740 aan de macht. Ze was vrij populair bij de Hongaren door een vrij mild bewind en vrij geruisloos werd Hongarije in 1768 opgenomen in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en werd vanaf die tijd per decreet geregeerd. Maria Theresia werd opgevolgd door József II, die meer een despoot was hoewel hij wel de religieuze vrijheden herstelde, een einde maakte aan het lijfeigenschap en de macht van de adel en de kerk beknotte. Onder de zeer conservatieve Ferenc I nam het verzet tegen de Habsburgers weer toe en bepaalde groeperingen, met name progressieve burgers en edelen, wilden weer een onafhankelijk Hongarije. Een opstand in 1795 werd bloedig onderdrukt, maar een oproep van Napoleon om in opstand te komen tegen het Habsburgse gezag werd genegeerd. Wel werden er economische hervormingen in gang gezet onder invloed van de op dat moment in gang gezette industriële revolutie.
NEGENTIENDE EEUW
In 1848 stond bijna geheel Europa in het teken van revoluties en ook steden als Wenen en Pest ontkwamen er niet aan. Revolutionairen kwamen met een heel pakket van eisen die erop neerkwamen dat de feodale staatsvorm moest worden opgeheven. Dit had in zoverre succes dat graaf Batthyány premier werd van een autonome regering en dat nieuwe wetten die het parlement zou aannemen, door koning Ferdinánd zouden worden ondertekend. De opstand liep uit op een totale chaos van elkaar wantrouwende bevolkingsgroepen en de toezeggingen vanuit Wenen werden al helemaal niet vertrouwd.
Terecht, want het duurde niet lang voordat de eerste (gehuurde) Oostenrijkse troepen o.a. Buda, Pest en Kolozsvár (nu: Cluj in Roemenië) bezetten. De revolutionaire regering vluchtte naar Debrecen om van daaruit een tegenaanval te organiseren, waarbij het in eerste instantie de bedoeling was om Transsylvanië te heroveren. Dit lukte en op 14 april 1849 riep Kossuth Lajos de onafhankelijke republiek Hongarije uit met Szemere als hoofd van de nieuwe regering. Kossuth werd president maar had geen uitvoerende macht. Oostenrijk onder leiding van keizer Franz Josef reageerde meteen en riep Rusland te hulp. Dat was een goede zet want op 13 augustus kwam er al een einde aan de onafhankelijke republiek Hongarije en president Kossuth vluchtte in ballingschap.
|
Standbeelden van Keizerin Elisabeth (Sissi) in Nagykanizs (links) en in Budapest (boven). |
De Oostenrijkers stelden nu een schrikbewind in en verhoogden o.a. de belastingen en de ambtelijke taal werd verplicht Duits. In 1859 leden de Oostenrijkers echter een nederlaag tegen Italië en Frankrijk en de keizer ging ten opzichte van Hongarije over tot een stabilisatiepolitiek, onder invloed van keizerin Elisabeth of 'Sissi'. Er werden verschillende compromissen gesloten en in 1867 kondigde Franz Josef de 'Ausgleich' af. Dit betekende dat Hongarije weer een autonoom koninkrijk werd, en voortaan volledig gelijk behandeld zou worden als Oostenrijk. Het nieuwe onafhankelijke parlement vestigde zich in Buda en de regering werd geleid door Andrássy Gyula.
De vroegere president Kossuth stond vrijwel alleen in zijn kritiek op de dubbelstaat Oostenrijk-Hongarije, het volk was over het algemeen zeer enthousiast. Alleen de onderste lagen van de bevolking kregen het niet beter in deze tijd van industrialisering en landbouwhervormingen. Aan de top bleven de strubbelingen tussen Habsburg-aanhangers en Kossuth-revolutionairen voortduren.
Vanaf deze tijd werd de socialistische beweging in heel Europa steeds sterker en ook de nationalistische gevoelens werden steeds sterker, ook in Hongarije. Een voorbode van de volledige onafhankelijkheid was het weer invoeren van het Hongaars als officiële taal.
BEGIN VAN DE TWINTIGSTE EEUW
De moord op de opvolger van Franz Josef, kroonprins Franz Ferdinand, was de directe aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog en Hongarije kon zich hier uiteraard niet aan onttrekken als partner van Oostenrijk. Het verloop van de oorlog bood Hongarije een kans om verder het pad van de onafhankelijkheid te bewandelen en onder leiding van graaf Károlyi Mihály eiste men onder andere afscheiding, hervormingen, tegemoetkomingen aan etnische minderheden en vrede, maar dat laatste zou nog een paar jaar duren.
Na de oorlog was het een chaos in Hongarije, maar het was Károlyi die een Nationale Raad in het leven riep. Erwerden ook afspraken gemaakt omtrent de nieuwe grenzen van Hongarije maar deze afspraken waren zo vaag dat de dubbelmonarchie daardoor uiteenviel en er gebieden werden geannexeerd door etnische minderheden. Op 16 november 1918 riep het parlement de republiek uit en werd Károlyi aangewezen als president.De voorlopige regering van Károlyi werd al snel ten val gebracht en de communisten verstevigden hun greep op de binnenlandse politiek en riepen op 22 maart 1919 een 'Radenrepubliek' uit, die leek op de staatsvorm van de Sovjet-Unie.
De commissaris voor buitenlandse zaken Béla Kun nam de macht volledig in handen en toonde zich een ware communist door het land te verdelen onder boerencoöperaties, en banken en bedrijven te nationaliseren. De rechtse oppositie kwam in opstand en de Tsjechen en de Roemenen boden militaire hulp aan. De Roemenen vielen zelfs Budapest binnen en de communisten werden in de pan gehakt. Hierna werden er min of meer vrije verkiezingen gehouden in januari 1920, die een overwinning opleverden voor de christen nationalisten en kleine boeren.
|
Het Keizerrijk Oostenrijk-Hongarije vóór het Verdrag van Trianon. |
|
De afgestane gebieden ná het Verdrag van Trianon en wat rest van Hongarije. |
Op 4 juni 1920 werd door de grote Europese mogendheden beslist wat er met Oostenrijk en Hongarije zou gaan gebeuren (Verdrag van Trianon 1 en meer details daarover 2). Voor beiden werd het een pijnlijke gebeurtenis omdat ze gedwongen werden afstand te doen van grote gebiedsdelen. Oostenrijk raakte onder andere Zuid-Tirol, Bohemen, Galicië, Slovenië en Bosnië kwijt; Hongarije verloor onder andere Slowakije, Transsylvanië en Kroatië. Voor de grensstrook tussen de twee landen werd een volksstemming uitgeschreven waarbij de bewoners van dat gebied zelf mochten kiezen waar ze bij wilden horen.Het grondgebied van Hongarije slonk van 325.411 km2 naar 92.963 km2 en het inwoneraantal daalde van 21 tot 7,5 miljoen. Meer dan 3 miljoen Hongaren raakten onder vreemd bestuur. Hoewel de monarchie formeel in ere hersteld werd, stelde admiraal Horthy Miklós zichzelf aan als regent en koning Károly IV werd verbannen naar Madeira.
Onder de conservatieve Horthy functioneerde het land redelijk, hoewel communisten en in mindere mate socialisten het zwaar te verduren hadden. Internationaal probeerde men via de grote mogendheden om de oude grenzen van Hongarije weer terug te krijgen. Met name Duitsland, Oostenrijk en Italië stonden hier niet afwijzend tegenover, en het was dan ook geen wonder dat het opkomend nationaal-socialisme in die landen ook aansloeg in Hongarije. Een aantal conservatieve officieren namen de macht over van de zogenaamde 'pijlkruisers' (nyilasok), een nazistische, antisemitische organisatie. Hoewel deze partij verschillende malen werd verboden kon zij zich dankzij druk vanuit Duitsland steeds herstellen.
TWEEDE WERELDOORLOG
In 1938 werd de Hongaarse opstelling beloond door de as-mogendheden met het toewijzen van een strook land in Slowakije waar een Hongaarse minderheid sterk vertegenwoordigd was. Hongarije zelf lijfde Karpatho-Oekraïne of Roethenië in en wilde nog meer ex-Hongaarse gebieden heroveren. Hierdoor leverde Hongarije zich steeds meer uit aan de Duitsers en er volgde onder andere een oorlogsverklaring aan de Sovjet-Unie. Hongarije slaagde er wel in om grotendeels buiten de echte oorlogshandelingen te blijven. Uiteindelijk vertrouwde Hitler de Hongaren toch niet helemaal en op 19 maart 1944 werd Hongarije door de Duitsers bezet en belangrijke politici werden gearresteerd. Joden ondergingen hetzelfde vreselijke lot als in andere bezette landen, tot Horthy Miklós, onder druk van een aantal neutrale landen, de Zweedse koning en het Vaticaan, op 9 juli 1944 de deportaties stil liet leggen. Ondertussen waren echter tussen 29 april 1944 en 9 juli 1944 niet minder dan 437.402 Hongaarse joden naar Auschwitz getransporteerd en vermoord.
Vanaf 9 juli 1944 zou Raoul Wallenberg, een Zweedse diplomaat, meer dan 10.000 Hongaarse joden uit de handen van de nazi's redden, met nieuwe Zweedse paspoorten, en nog eens meer dan 30.000, door hen in de ongeveer 32 zogenaamde 'veilige huizen' onder te brengen en deze onder de permanente bescherming van de Zweedse diplomatie te plaatsen. Tenslotte bleven ook de ruim 60.000 joden in het getto gespaard, dankzij de maandenlange gedurfde en bijwijlen spectaculaire reddingsacties van Wallenberg. In totaal zouden ongeveer ruim 100.000 Hongaarse joden, op de een of andere manier, hun leven aan Raoul Wallenberg te danken hebben.
Naast vele anderen, zette ook de Hongaar Szabó Károly (een moderne Pimpernel en eigenaar van een grote Hongaarse firma van kantoormachines) zich in voor het redden van de Hongaarse joden. Hij was een medewerker van Wallenberg èn diens contactman met het Nazi-apparaat. Dankzij zijn relaties met Szalai Pàl (een jeugdvriend), die door de pro-Duitse Szálasi Ferenc aangesteld was tot commandant van de Hongaarse nazipartijformaties, kon Szabó veel joden redden van de dood. Sbabó was gekend als 'de man met de leren jas'.
|
|
|
Raoul Wallenberg |
Szabó Károly |
Szálasi Ferenc |
In september 1944 hervatte Horthy in het geheim de contacten met de geallieerden en op 11 oktober tekenden de Hongaarse gevolmachtigden te Moskou de voorlopige wapenstilstand. Toen Horthy op 15 oktober deze wapenstilstand proclameerde, werd hij door de Duitsers afgezet. Deze droegen de macht over aan Szálasi en zijn Pijlkruisers, de Hongaarse fascisten, die in het belang van de Duitse oorlogsvoering een ware terreur uitoefenden en de jodentransporten naar de werkkampen werden aangevat.
Van september 1944 tot april 1945 was Hongarije oorlogstoneel. Het uiteindelijke resultaat hiervan was dat het hele land geplunderd werd, eerst door de Duitse en vervolgens door de Russische soldaten. Ongeveer driehonderdduizend Hongaarse burgers zouden in Russische dwangarbeiderskampen verdwijnen.
Eind oktober gaven de Hongaarse militaire eenheden zich over aan de oppermachtige Russische divisies en reeds in december 1944 werd te Debrecen uit de Partij der Kleine Landbouwers, de Nationale Boerenpartij, de Sociaal-Democratische Partij en de Communistische Partij een voorlopige regering samengesteld, die op 20 januari 1945 de wapenstilstand tekende.
In november 1945 werden de eerste naoorlogse verkiezingen gehouden, die onverwacht door de Partij van de Kleine Landeigenaars gewonnen werd. Op zich stelde deze overwinning niet veel voor, want de communisten bleven de belangrijkste regeringsposten bezetten en langzaam maar zeker namen deze communisten (lees: Sovjet-Unie) het heft op alle fronten in handen.
Op 1 februari 1946 werd de monarchie formeel vervangen door een republiek en Hongarije werd gedwongen toe te treden tot het Warschaupact (tegenhanger van de NAVO) en de COMECON (tegenhanger van de EEG). Bij de verkiezingen kregen de communisten het grootste aantal zetels (22% van de stemmen). Deel uitmakend van een coalitieregering begonnen ze met de herverdeling van de grond en het naasten van bedrijven. Na de vrede van Parijs (1947) werd de situatie er niet rooskleuriger op, omdat de Sovjet-Unie een groot deel van de Hongaarse industrie als vorm van herstelbetaling in beslag nam. Verder moest Hongarije afzien van buitenlandse hulp (de Marshall hulp), werden banken en grote bedrijven genationaliseerd en weigerde de Sovjet-Unie om haar troepen terug te trekken uit het land.
De politiek zeer actieve kardinaal Mindszenty József, en verklaard tegenstander van de communisten, werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Vanaf 1948 werd Hongarije tot volksrepubliek uitgeroepen en nog maar door één partij geregeerd: de communistische MDP onder leiding van Rákosi Mátyás. Bij de verkiezingen van 1949 behaalden de communisten een volledige overwinning. Er werd een nieuwe grondwet opgesteld, die een kopie was van de Russische. De Hongaarse grondwet werd aangenomen op 20 Augustus 1949. De officiële titel is 'Grond wet van de Republiek Hongarije'. Rákosi ging door met nationalisatie, onteigening en tewerkstelling van de boeren op kolchozen. Bij de industrialisatie werd de nadruk gelegd op de ontwikkeling van de zware industrie, hoewel Hongarije daarvoor de grondstoffen miste. Mede daardoor ontstond een tekort aan levensmiddelen en consumptiegoederen. Verder voerden de partij en de (veiligheids)politie een schrikbewind uit dat vele slachtoffers eiste.
|