Het VERTREK - Vrijdag 16 september 2011
Zaventem, vrijdag 16 september 2011, 11u00.
Het vliegtuig, een Boeing 737-600 MALÉV Hungarian Airlines, denderde met toenemende snelheid over de startbaan richting Budapest.
De aarde zakte verbazend snel onder mij weg en, als een lappendeken, schoven huizen en mooi afgebakende gronden
achteruit, om naderhand tot weidse miniatuurbeelden herleid te worden. Dat alles gebeurde dan ook nog onder een blauwe wolkenloze hemel.
Mijn luchtdoop, en dat op mijn 72, in het gezelschap van dochter Chris en schoonzoon Tim, was een feit en een (nooit verhoopte) 4-daagse Budapest citytrip had een aanvang genomen...
|
De AANKOMST
Na ongeveer een uur en drie kwart vliegen werd de luchthaven van Budapest bereikt en de landing werd zonder problemen afgewerkt (sinds maart 2011 is de naam van de luchthaven 'Budapest Liszt Ferenc Nemzetközi Repülőtér', voorheen Budapest Ferihegy).
Na een vlotte bagageafhandeling stond een 'wereldberoemde' Trabant 601 aan de uitgang klaar om ons naar het hotel te brengen, (22 jaar oud en 22 pk, volgens de chauffeur). Deze wagen werd sinds 1958 in voormalig Oost-Duitsland in Zwickau gemaakt van o.a. papier en plastic en daarom ook soms de 'Papieren-Jaguar' genoemd.
Een belevenis op zich, nogal krap voor 4 personen, maar probleemloos maalde het voertuig zijn ongeveer 12 kilometer af naar Pest, waar zich het 'Hotel Palazzo Zichy' bevond in de Maria utca (Lõrinc pap tér 2, H-1054 Budapest) (utca = straat, pap = priester, tér = plein). Onderweg zagen wij links van de rijbaan het voetbalstadion van Ferencváros TC liggen, het Albert Stadion, een Hongaarse voetbalgrootheid (28 x landskampioen en 20 x bekerwinnaar), doch die de laatste jaren heel wat problemen heeft, niet alleen sportieve maar voornamelijk financiële.
Het neobarokke Hotel Palazzo Zichy (****) ligt in de historische wijk Palace in het centrum van Budapest en dateert van 1899. Hoewel in het gebouw de barokstijl is gehandhaafd, zijn de hotelkamers modern ingericht, in rustige kleuren, en tevens superhandig ingedeeld met alle voorzieningen. Een aan te raden supergoed hotel, kraaknet, gedienstig en beleefd meertalig personeel, overvloedig ontbijt (broodjes, koffiekoeken, spek en eieren, fruitsap en tal van andere lekkere dingen).
Het hotel ligt op slechts een stratenblok van de Körút (= boulevard), de belangrijkste boulevard van het centrum van Budapest (vanaf de Margit híd (híd = brug) noemt achtereenvolgens Szent István körút, Teréz körút, Erzsébet körút en József körút). Metrostation Kálvin tér en het Hongaars Nationaal Museum liggen beiden op 5 minuten lopen.
Graaf Zichy Nándor werd geboren op 17 november 1829 in Bratislava (Pozsony, vroeger deel van het Koninkrijk Hongarije, thans Slowakije) en overleed op 24 december 1911 in Adony. Hij was actief als Parlementslid en vocht gans zijn leven voor de autonomie van de Katholieke Kerk in Hongarije.
|
|
|
|
Het BEZOEK - eerste dag
Na ons wat opgefrist te hebben kon de toeristische ontdekkingstocht beginnen in het Parijs van het Oosten, zoals Budapest aan het einde van de 19de eeuw genoemd werd, vanwege de kunst en cultuur en het uitgaansleven.
De stad wordt door de Donau gescheiden in twee stadsdelen: Buda en Pest. Buda bestaat uit een wirwar van straatjes en pleintjes, die samen de sfeer van dit stadsdeel bepalen. Pest is het drukkere centrum van de stad, waar zich de winkelstraten, eetgelegenheden, het parlementsgebouw en het grootste deel van de 80 musea bevinden.
Het eerste
punt op onze agenda was de Grote Synagoge van Budapest in de Joodse wijk (Hongaars: Nagy Zsinagóga), ook wel genoemd de Synagoge aan de Dohány-straat (Hongaars: Dohány utcai zsinagóga). Ze werd door de Weense architect Ludwig Förster tussen 1854 en 1859 in Byzantijns-Moorse stijl gebouwd. Het is de grootste synagoge van Europa en de op één na grootste ter wereld. Er is plaats voor drieduizend personen. In 1931 werd binnen de synagoge ook een museum gevestigd.
|
|
|
Het Holocaust Monument, ontworpen door Varga Imre in 1989, bevindt het zich achter de Grote Synagoge. Het is een zeer indrukwekkend monument ter nagedachtenis van de Joodse slachtoffers uit de 2de Wereldoorlog. Dichtbij ziet men dat op de vele blaadjes van de boom de namen gegraveerd zijn van de slachtoffers. Het werd deels gefinancierd door de Hongaars-Amerikaanse acteur Tony Curtis.
Na het bezoek aan de Grote Synagoge sloegen wij de Váci utca (Vaci straat) in, niet ver van de Erzsébet híd (Elisabethbrug). Het is misschien wel de beroemdste straat van het centrum van Budapest, waar je vooral in de noordelijke kant een groot aantal restaurants en exclusieve winkels kan vinden als bijv. Zara, Promod, C&A, Mango, Salamander, Humanic, Esprit, Marks & Spencer, Swarovski, Herend, enz. De mooie gevels van de gebouwen vielen onmiddellijk op in de straat die enkel toegankelijk is voor voetgangers. De meeste architecturale pareltjes hier dateren uit de 19de en de 20ste eeuw.
Meer naar de zuidelijke kant van de Váci utca lag op het einde de drie verdiepingen tellende Grote Markthal (Nagy Vásárcsarnok) op Fóvám tér, een bezoekje waard, wat meteen onze volgende stap was. Met meer dan 180 kraampjes, onder een glanzend dak met felgekleurde Zsolnaytegels, is het de grootste van de vijf spelonkachtige markthallen die verspreid over de stad liggen. Ze werden alle eind 19de eeuw gebouwd en nog steeds als marktplaatsen gebruikt.
Op wandelafstand, niet veel verder, namelijk op de Üllői út (út = weg), bevond zich het Museum van Toegepaste Kunst (Iparművészeti Múzeum), met ondermeer Oosterse tapijten, 17de-eeuwse aristocratische kostuums, Italiaanse majolica, Zsolnaykeramiek, Sezession-glaswerk, Franse meubels, enz. Het indrukwekkende gebouw, met de prachtige koepel, werd in 1896 ingehuldigd door keizer Franz-Josef.
Nadien riepen onze stilaan hongerige magen ons toe richting hotel te trekken en
naderhand een eerste maal de culinaire genoegens van de Magyaren op te zoeken...
|