Maandag 19-9-2011
Na drie prachtige dagen was het ogenblik al aangebroken om na het ontbijt de koffers te pakken en later op de dag de terugkeer naar België aan te vatten. Maar eerst stonden nog een aantal punten op het programma en die eerst nog 'afwerken' was een prioriteit natuurlijk.
Zo was het vandaag de beurt om de omgeving van het beroemde Hongaarse Parlement te verkennen.
Eerst trokken wij naar het Vigadóplein (Vigadó tér) met zijn eclectische vormen en dat gedomineerd wordt door de Vigadóconcertzaal. De zaal werd gebouwd in 1859-1864 door Feszl Frigyes. Aan de kant van het plein ligt ook het Budapest Marriot Hotel dat in 1969 ontworpen werd door Finta József. Het is een van de modernste hotels van Budapest, waar ten andere in 1991 de beslissing werd genomen om het Warschaupact te ontbinden. Pal tegenover Vigadó staat een bronzen beeld, dat een jong meisje voorstelt, spelend met een bal en haar hond (Kutyás lány szobor), een werk van Raffay Dávid uit 2007. Het is waarschijnlijk één van de meest gefotografeerde beelden in Budapest. Op de Donaupromenade staat een ander gekend bronzen beeld uit 1989 van een kind dat op de reling zit 'De kleine prinses' (Kiskirálylány-szobor), in 1990 ontworpen door Marton László (1925-2008). Dat soort beelden vindt men regelmatig terug in de straten en op de pleinen van Budapest.
De Szabadsajtó utca wordt geflankeerd door twee enorme appartementsblokken uit 1902: de Klotildepaleizen (Klotild paloták), die samen een prachtige toegang vormen tot de Elisabethbrug. De gebouwen werden opgetrokken in opdracht van Klotild Mária Adél Amália van Saksen-Coburg en Gotha, naar wie ze genoemd werden, en die gehuwd was met
aartshertog József Károly Lajos, zoon van aartshertog József Antal János en Mária Dorottya van Württemberg en broer van koningin Maria Hendrika van België. Ze werden ontworpen door Korb Flóris en Giergl Kálmàn in historicistische stijl, met decoratieve rococo-elementen. Het gebouw rechts is verbouwd tot appartementen en een hotel dat in 2009 werd geopend. In het linkerblok is het café-restaurant Casino Lido gevestigd.
Hierna sloegen wij richting Donau in, waar wij ondertussen tickets gekocht hadden voor een tocht met een van de talrijke plezierboten op de Donau. Die zou ons richting Margit-sziget (Margaretha-eiland) brengen en vervolgens terug naar ons vertrekpunt. Het werd een gezellig tochtje op het water, waarbij via koptelefoons commentaar werd verstrekt tijden de heenvaart. Een paar drankjes werden niet vergeten door het varend personeel, zodat wij rustig konden genieten van al het moois dat op de beide oevers te bezichtigen viel. En dat was heel wat. Zo gleden wij voorbij een ganse gamma van statige gebouwen, kerken, paleizen, hotels, het Parlement niet te vergeten.
De heenvaart bracht ons onder vier bruggen door: de Elizabethbrug (Erzsébet Híd), de Kettingbrug (Széchenyi Híd), de Margarethabrug (Margit Híd) en de Árpádbrug (Árpád Híd). Deze laatste verleende tevens toegang tot het Margareta-eiland (Margit-sziget), met een lengte van 3,3 km een echte toeristische trekpleister met zijn vele bezienswaardigheden. De geschiedenis van het eiland begint in de Middeleeuwen toen er kloosters op gebouwd werden. Door de jaren heen is het eiland getransformeerd tot dit mooie park. Wegens tijdsgebrek was een bezoekje echter niet voor ons weggelegd. Nadat wij onder de Árpádbrug waren doorgevaren, die tevens over het eindstuk van het Margareta-eiland liep,
draaide de boot om het eiland heen en kon zo de terugweg aanvatten, richting vertrekplaats. Daar aangekomen zouden wij nog een stukje doorvaren om zo nog onder een vijfde brug door te komen, de Vrijheidsbrug (Szabadság Híd).
Op de Budaoever ligt daar, juist voor de Vrijheidsbrug ten zuiden van de Burchtheuvel, de befaamde Gellértheuvel (Gellért-hegy), die lange tijd een berucht oord was. In de 11de eeuw begon prins Vata, de broer van koning István,er een heidense opstand die de dood van bisschop Gellért tot gevolg had. In de middeleeuwen meende men dat heksen hier hun sabbat hielden. Onder de Turken werd op de heuvel een eerste kleine vesting gebouwd om Buda te verdedigen. In 1851 plaatsten de Oostenrijkers hun eigen citadel op de top. Pas tegen het einde van de 19de eeuw begon het imago van de Gellértheuvel te veranderen, toen hij in trek geraakte als plaats om te picknicken. In 1967 werd van het gebied rond de citadel een aantrekkelijk park gemaakt. Naast het Bevrijdingsmonument en het standbeeld van bisschop Gellért, vindt men hier ook nog, aan de voet van de heuvel, het Gellérthotel en -badencomplex, een kuurhotel dat een van de badhuizen is die begin van de 20ste eeuw werden gebouwd. Het werd opgericht om de natuurlijke warme bronnen te exploiteren.
Tenslotte meerde de plezierboot terug aan bij de aanlegsteiger, waar wij zo deze ervaring beëindigden. Vandaar zou het richting Parlementsomgeving gaan.
Bij de Donau valt natuurlijk de brede neogotische gevel van het kolossale Parlementsgebouw (Országház) op. Het werd tussen 1885 en 1902 gebouwd door Imre Steindl en is het grootste gebouw in Hongarije. Het Parlementsgebouw staat op het Kossuth Lajos plein, genoemd naar de leider van de revolutie in 1848, wiens monument ook op dat plein staat, benevens een gedenkteken met een eeuwige vlam als herinnering aan de opstand tegen de Russen in 1956. Het Parlementsgebouw heeft een 96 metershoge Renaissancekoepel, is 268 meter lang en op de gevel vind je 88 standbeelden van voormalige Hongaarse vorsten en leiders. In de tijd van de bouw (1904) was dit één van de modernste gebouwen in Europa. Binnenin tref je een adembenemende rijkdom goud, marmer, zuilen en beelden aan. In dit regeringscentrum worden de Heilige Kroon en de kroonjuwelen bewaard. Tijdens wereldoorlog II werd het gebouw slechts een weinig beschadigd. Toen een bom dward door de koepel viel, ontplofte deze bom gelukkiglijk zelfs niet.
Het Parlement werd gebouwd na het winnen van een ontwerpwedstrijd, waarbij het Etnografisch Museum (Néprajzi Múzeum) tweede eindigde en achter het Parlementsgebouw opgetrokken werd. Het werd ontworpen door Hauszmann Alajos en tussen 1893 en 1896 gebouwd. Het was eerst bedoeld als Paleis van Justitie en diende tot 1945 als Hooggerechtshof. In het gebouw zijn elementen uit de renaissance, de barok en het classicisme terug te vinden. In 1957 werd het voor het eerst als museum gebruikt door de Nationale Galerie, die naar het Koninklijk Paleis verhuisde. Het Etnografisch Museum zit hier sinds 1973.
Daarnaast staat ook nog het Ministerie van Landbouw (Földmüvelésúgyi Minisztérium), dat aan het eind van de 19de eeuw ontworpen werd door Bukovics Gyula. De gevel is uitgevoerd in een voor het late historicisme typerende wijze, sterk leunend op neoclassicistische motieven. Voor het ministerie staat nog het bronzen ruiterstandbeeld van Rákóczi Ferenc II, de prins van Transsylvanië die in 1703-1711 een van de eerste opstanden voor onafhankelijkheid tegen de Habsburgers leidde (het standbeeld werd in 1937 voltooid door Pásztor János).
Dit schitterende levensgroot bronzen standbeeld van Imre Nagy (Nagy Imre Szobor), geplaatst op een brugje op het Vértanúk tere (Martelarenplein), is met de blik naar het parlement gericht. Het is het werk van Varga Tamás en werd ingehuldigd in 1996. Nagy, de minister-president van Hongarije voorafgaand aan de oproer van 1956, had geprobeerd om een mildere vorm van het Communisme te introduceren, zocht zijn toevlucht in de Joegoslavische ambassade nadat de oproer was neergeslagen. Nadat hij onder valse voorwendselen naar buiten was gelokt door de Russen (hij zou een vrij doorgang krijgen naar het buitenland), werd hij gearresteerd. Hij werd na 2 jaar voor het gerecht gebracht en uiteindelijk ter dood veroordeeld. Hij werd niet veel later geëxecuteerd en begraven in een anoniem graf. In 1989 werd in Hongarije een democratie gerealiseerd. Niet veel later werd het lichaam van Nagy opgegraven en kreeg hij een staatsbegrafenis. Tegenwoordig wordt hij beschouwd als een echte nationale held.
|
|
|
Dit standbeeld in de onmiddellijke omgeving van het Kossuth Lajos plein
geeft de eerste president van Hongarije weer, Károlyi Mihály. Károlyi, een fel opponent van de Oostenrijks-Hongaarse deelname aan de Eerste Wereldoorlog, werd in 1918 benoemd op het einde van de oorlog. Op 16 november 1918, na de Oostenrijks-Hongaarse capitulatie, riep hij de Volksrepubliek Hongarije uit, los van Oostenrijk. Zijn hervormingen kwamen slechts langzaam van de grond, hetgeen voor de pas opgerichte Hongaarse Communistische Partij van Béla Kun en de zijnen aanleiding was om de radenrepubliek Hongarije te proclameren. Károlyi werd als president reeds op 16 maart 1919 afgezet en verliet Hongarije. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij een antifascistisch propagandist en voorstander van een aan de kant van de Sovjet-Unie strijdende Hongaars Legioen. In 1943 werd hij in Londen tot voorzitter van de Hongaarse Nationale Raad gekozen (een soort regering in ballingschap). Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij naar Hongarije terug en werd hij lid van de Nationale Vergadering.
|
|
|
Bij al dat te bewonderen moois beseften wij dat stilaan de tijd begon te dringen. Wilden wij onze terugvlucht naar België niet missen, moesten wij stilaan afronden. Na eerst nog eens onze hongerige magen verwend te hebben op het terrasje van een knus restaurant in de buurt, ging het rond 14u00 met flukse pas richting metro, om zo naar het Hotel Palazzo Zichy terug te keren.
In die vier dagen hadden wij heel wat gezien, maar nog meer bleef onontdekt. Onze tijd, hoe beperkt dan ook, was echter nuttig besteed en met een goed gevoel konden wij het afscheid afwachten. Even namijmeren over de mensen die wij ontmoet hadden, die op een paar onvermijdelijke uitzonderingen na, heel vriendelijk waren, met bereidheid die ons toeliet ons in het Engels uit te drukken. Over het eten dat zeer zeker onze smaakpapillen verwend had, over de prijzen die heel schappelijk waren en ons budget niet al te zwaar belastten, en nog zoveel meer.
Maar toch moet er nog één iets van mijn hart. Budapest is een mooie stad, ontegensprekelijk. Maar zoals elke lichtbron schaduwen afwerpt, zo heeft ook Budapest zijn schaduwzijde, mocht ik opmerken. Naast de mooi onderhouden straten, lanen en pleinen, waren er ook de minder drukke straatjes waar tekenen van gebrekkig onderhoud en verval te zien waren. Mooie decoratieve gevels waren daar soms grijs van uitzicht, de bezetting van heel wat muren brokkelde af, beeldhouwmotieven waren stuk, gebroken ramen, soms met houten platen dichtgenageld, graffitti ontbrak ook niet.
Een teken van gebrek aan onderhoudsfondsen, van economische crises die het land ondergaan had en nu opnieuw toeslaan? Dergelijk desolate toestanden gaven mij in elk geval een gevoel van tristesse. Die mooie erfenissen uit het verleden gaan teloor.
Ik weet het wel. Ook in andere grote standen in andere landen bestaat dit probleem eveneens. Ook bij ons in België, in Brussel
bijvoorbeeld. Maar in Budapest vindt ik dat persoonlijk dubbel spijtig. Zo'n mooie huisgevels, dat vindt men niet in elke grootstad.
Maar zelfs bij de 'lelijkheid' van dat verval
blijft een onbepaalde schoonheid naar voor treden, die niet verloren mag gaan. Hopelijk volgen er reacties van de verantwoordelijke instanties die de hoop op beterschap met zich mee kunnen brengen, en dat zodra de economische toestand aan opklaring toe is (?). Een doelgerichte restauratie kan nog heel wat redden, vooraleer een stuk cultuuroverlevering, een stuk patrimonium verdwijnt. Hoe eerder hoe liever...
De TERUGKEER
Rond 15u20 (een beetje overtijd) zou dan een wagen ons in het hotel komen ophalen en ons naar de luchthaven brengen tot slot van ons vierdaags verblijf. Het was een feit dat ik met tegenstrijdige gevoelens het vliegtuig rond 18u00 de strijd met de wetten van de zwaartekracht voelde aangaan, om ons na een wijdse bocht op koers richting België te zetten. Enerzijds een beetje tevreden naar huis terug te keren, na een meer dan geslaagd evenement, maar anderzijds met spijt terugblikkend op al die mooie momenten die Budapest mij, en mijn gezellen, geschonken had, en die best nog wat hadden mogen blijven duren. Herinneringen om te koesteren besefte ik ook.
|
In tegenstrijd met de heenvlucht, toen de zon van de partij was, vlogen wij nu boven een dicht luchtdek, dat soms deed denken aan uitgestrekte sneeuwvlakten, de stilaan ondergaande zon tegemoet. Prachtig. Een andere belevenis ook.
Op kleine schermen, die uit het plafond te voorschijn kwamen, konden via een soort GPS-systeem voortdurend wijzigende gegevens afgelezen worden. Zo bleven wij op de hoogte van ondermeer waar wij ons bevonden op de vliegroute, wat de hoogte en snelheid waren waarop wij vlogen, de buitentemperatuur, het vermoedelijk uur van
aankomst, enz. Enige turbulentie onderbrak soms het monotone gebrom van de grote bij waarin wij ons bevonden. Toen de schokken enigszins storend werkten - zo dienden de stewardessen de drankbedeling te onderbreken om de reizigers niet ongewenst te besproeien- steeg de piloot naar nog enigszins hogere sferen (van ongeveer 11.500 m. naar ongeveer 12.000 m.) om de rust terug te brengen.
De landing werd ingezet op het voorziene tijdstip, de wielen grepen zich vast op de tarmac, het afremmen begon en het toestel taxiede vervolgens rustig naar zijn stopplaats. De passagiers namen in een kalme drukte hun handbagage uit de opengeklikte kastjes, begaven zich naar de uitgang van het vliegtuig, waar een stewardess nog een laatste glimlach meegaf.
En dan was het over.
Nu terug naar het leven van alledag. Terug naar de 'werkelijkheid', maar voldaan nagenietend van de voorbije dagen.
Budapest was plots ver weg, maar in gedachten toch zo dichtbij.
Vaarwel... of misschien toch tot ooit nog eens...
|
|