REIS NAAR BUDAPEST
DAG 1 - 2 - 3 - 4


DAG 3

Zondag 18-9-2011
Z
ondag was
het dan tijd om de andere helft van Budapest, namelijk Buda, een bezoek te brengen. Via de befaamde Kettingbrug (Széchenyi Iánchíd), staken wij de Donau over. Het is de oudste brug over de Donau in de Budapest. Ze is de vijfde brug, als men stroomafwaarts gaat. Zij is 330 meter lang en 15,8 meter breed, en genoemd naar graaf Széchenyi István, de man die het initiatief tot de bouw nam. De Kettingbrug werd tussen 1839 en 1849 gebouwd naar een ontwerp van de Brit William Tierney Clark, terwijl de leiding van de bouw in handen was van zijn naamgenoot Adam Clark. In januari 1945 bliezen Hitlers troepen de brug op om de opmars van de Russische troepen onder leiding van maarschalk Semjon Timosjenko te vertragen. In 1949 was ze weer in haar oorspronkelijke vorm opgebouwd.

De befaame Kettingbrug.   Deel van de Kettingbrug.   Samen met Chris op de Kettingbrug, met Budapaleis op de achtergrond.

De Clark Ádám Tunnel.   De kabelbaan (Budavári sikló).   Ticket kabelbaan (Sikló).

Eenmaal de Kettingbrug overgestoken kwamen wij op het Clark Ádám tér, waar wij de antieke Siklókabelbaan (Budavári sikló) konden nemen naar de 60 m hoger gelegen Burchtwijk.
Op de Clark Ádámtér bemerkten wij de, in 1853-1857, door de Schotse ingenieur Adam Clark gebouwde Tunnel, die onder de Burchtheuvel naar Krisztinaváros loopt. Naast de ingang van de Tunnel staan twee paar Dorische zuilen. De Tunnel is 350 m lang, 9 m breed en 11 m hoog.
Boven gekomen zagen wij naast een sierpoort uit 1903, het bronzen beeld van de mythische Turulvogel (waarschijnlijk een grote valk) die het Koninklijk Paleis bewaakt. Het beeld gedenkt de 1000ste verjaardag van de verovering door de Magyaren in 896.
Vervolgens bezochten wij het prachtige Koninklijk Paleis (Budavári palota), ook Budapaleis genoemd, dat in de tijd vele gedaanten gekend heeft. Zelfs nu weet men nog niet precies waar koning Béla IV, na de Mongoolse invasie van 1241, begon te bouwen aan zijn kasteel, al denkt men dat het dichter bij de Matthiaskerk was. Keizer Sigismund van Luxemburg bouwde op de huidige plaats een Gotisch paleis (1387-1437). Hieromheen ontwikkelde zich het kasteel. Tijdens de Turkse bezetting werd het paleis licht beschadigd, maar het werd compleet verwoest door het Europese leger dat in 1686 Boeda bevrijdde. In de 18de eeuw zetten de Habsburgers hier hun monumentale paleis neer. Een eeuw later werd het paleis weer beschadigd. Dit keer gebeurde het ten tijde van de onafhankelijkheidsoorlog die duurde van 1848 tot 1849. Het reconstructiewerk dat volgde duurde tot 1904.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het paleis gebruikt als hoofdkwartier door de Duitse bezettingsmacht. In de laatste maanden van de oorlog belegerde het Rode Leger het paleis. Na hevige gevechten van februari 1945 werd het paleis compleet in puin geschoten. Het huidige bouwwerk is een herbouw van het verwoeste 19de-eeuwse paleis en duidelijk zichtbaar zijn de barokke en gotische elementen. Tijdens de werkzaamheden werden resten van het 15de-eeuwse Gotisch paleis ontdekt.
Tegenwoordig zijn in het paleis de Nationale Hongaarse Galerie (Magyar Nemzeti Galéria), het Historisch Museum van Budapest (Budapesti Torténeti Múzeum) en de Nationale Széchenyi Bibliotheek (Nemzeti Széchényi Konyvtár) gevestigd.


De mythische Turulvogel.   Het Budapaleis.   De Hongaarse Nationale Galerie.

Het Historisch Museum van Boedapest.   De Nationale Szechenyi bibliotheek.


Verder waren er op de paleissite nog tal van prachtwerken te bekijken, zoals de Matthiasfontein (Mátyás kút), op de binnenplaats van het paleis, ontworpen in 1904 door Stróbl Alajos. Hij toont koning Mátyás (Matthias) Corvinus en zijn geliefde Ilonka. Het beeld is geïnspireerd op een 19de-eeuwse ballade van de dichter Vörösmarty Mihály, waarbij volgens het verhaal koning Mátyás tijdens een jachtpartij een mooi pachtermeisje ontmoet, dat verliefd op hem wordt.
Er is ook nog de Leeuwenpoort (Oroszlános udvar) die naar een binnenhof van het paleis leidt. De poort dankt zijn naam aan de vier leeuwen die hem bewaken. Ze werden in 1901 door Fadruz János ontworpen.

Afbeelding van Koning Mátyás Corvinus.   Koning Matthias.   De Mátyás kút (Matthiasfontein).   Het mooie pachtermeisje.

De Leeuwenpoort.   Detail van de Leeuwenpoort (leeuw).   Detail van de Leeuwenpoort (hoofd).


Van het Koninklijk Paleis gingen wij richting Oude Stad, met de Matthiaskerk (Mátyás Templon) en het Vissersbastion (Halászbástya) als trekpleisters. In de Tárnok utca, niet ver van de Matthiaskerk, kwamen wij langs een mooi decoratieve fontein die een vrouwelijk naakt voorstelt met een schaal op het hoofd.

Hoewel de Matthiaskerk oudere elementen bezit (als Onze-Lieve-Vrouw-parochiekerk gebouwd tussen 13de en 15de eeuw), werd de kerk naar Matthias Corvinus genoemd, die de haar sterk vergrootte en verfraaide. Veel oorspronkelijke details verdwenen toen de Turken de kerk in 1541 veranderden in de Grote Moskee en de hoge kerktoren als minaret gebruikten. In de loop van de tijd werd de kerk bijna geheel verwoest, maar werd in 1873-1896 door Frigyes Schulek in neogotische stijl gerestaureerd. Een mooi portaal aan de zuidelijke gevel bedekt een oorspronkelijk gotisch portaal uit de 14de eeuw.
Op het Heilige Drie-eenheidplein (Szentháromság tér), dat het centrum vormt van de Oude Stad, staat de barokke Heilige Drie-eenheidzuil uit 1730-1716 van Philipp Ungleich, die de slachtoffers van de pestepidemieën herdenkt die de inwoners van Budapest in 1691 en 1709 troffen. Op de top staat een schitterende compositie van de Heilige Drie-eenheid.


Fontein op de Tárnok utca in de Oude Stad.   De Matthiaskerk.   De Zuil Heilige Drie-eenheid.   De Matthiaskerk binnenzicht.   Matthiaskerk binnenzicht.

Het Vissersbastion werd in neoromaanse stijl ontworpen door Frigyes Schulek in 1895. Het is een fantastisch gebouw dat, de naam ten spijt, nooit een defensieve rol vervulde. Het staat op de plaats van de oude vestingwallen van Buda en een middeleeuws plein waar ooit vis werd verkocht. Het bastion met de met krullen versierde trappen, afbeeldingen van sprookjesfiguren, vijf torentjes en een hoofdtoren met verscheidene verdiepingen, lijkt een beetje op een huwelijkstaart. De kegelvormige torens verwijzen naar de nomadententen van de vroege Magyaren. Het bastion biedt een fraai uitzicht op de Donau en op Pest.
Voor het Vissersbastion staat een standbeeld van St.-István, de koning die in Hongarije het christendom introduceerde.

Het Vissersbastion.   Het standbeeld van St.-István.   Het Vissersbastion.

Het Vissersbastion.   Chris en Tim met zicht op Donau en Pest.   Stoere krijger op het Vissersbastion.


Na talloze trappen afgedaald te hebben, kwamen wij in de buurt Víziváros (Waterstad), die zich uitstrekt tussen de Burchtheuvel en de Donau, in noordelijke richting langs de rivier van de Kettingbrug tot Margit körút. Dit gebied kreeg zijn naam in de middeleeuwen als gevolg van de voortdurende overstromingen. Het Batthyániplein (Batthyány tér) is er een van de interessantste pleinen aan de westoever van de Donau. In 1905 werd het plein naar graaf Batthány Lajos genoemd, de premier tijdens de Hongaarse opstand van 1848-1849, die door het Oostenrijkse leger werd doodgeschoten.
Aan het plein staan gebouwen in diverse stijlen. Het eind-18de-eeuwse Hikischhuis op nr. 3 is laatbarok. Opmerkelijk zijn de bas-reliëfs van de vier jaargetijden op de gevel.
De St.-Annakerk (Szent Anna templon) is de parochiekerk van Víziváros en tevens een van de mooiste uit de tijd van de barok. De oorspronkelijke architect van deze toenmalige jezuïetenkerk is onbekend. Hámon Kristóf begon in 1740 met de bouw, die na zijn dood door Nepauer Mátyás werd voltooid. Zwaar beschadigd door een aardbeving in 1763 en de ontbinding van de jezuïetenorde tien jaar later, vertraagde de voltooiing nog verder. De inwijding vond daarom pas plaats in 1805.
De hoofdingang is versierd met allegorische beelden van Geloof, Hoop en Liefde.

Standbeeld van Batthyány Lajos.   Het Hikischhuis met de bas-reliëfs.   De St-Annakerk.


Na ons bezoek aan Buda keerden wij met de metro terug naar Pest, waar wij in ons in het hotel opfristen.

Nadien bezochten wij nog het Hongaars Nationaal Museum (Magyar Nemzeti Múzeum) in de Múzeum körút. Zoals wij ook konden vaststellen, is het de rijkste bron van kunstwerken die betrekking hebben op het turbulente verleden van het land. Het in 1802 opgerichte museum dankt zijn bestaan aan graaf Széchényi Ferenc, die zijn verzameling munten, boeken en documenten aan het land schonk. De steeds groeiende collectie wordt tentoongesteld in een neoclassicistisch gebouw van Pollack Mihály.
Zo konden wij ondermeer op de eerste verdieping de Kroningsmantel en de archeologische afdeling bewonderen en op de tweede verdieping bezichtigden wij een uitgebreide verzameling Hongaarse voorwerpen uit de 11de-20ste eeuw. Heel wat fraais trok aan onze ogen voorbij. Interessant was ook de afdeling gewijd aan de Hongaarse opstand van 1956.
Op de trappen voor het museum las de dichter Petõfi Sándor in 1848 voor het eerst zijn gedicht Nationaal lied, dat de opstand tegen de Habsburgers ontketende. De dichter zou in 1849 zelf om het leven komen in de strijd tegen de Oostenrijkers.
Vóór het museum staat ook nog het monument van Arany János (° 2 maart 1817 -
22 oktober 1882, Hongaars journalist, schrijver, dichter en vertaler).
Het Hongaars Nationaal Museum.   Het monument van de dichter Arany János.   Ticket voor het Nationaal Museum.

Deel van het prachtige plafond in de inkomhal van het museum.   Gereconstrueerde Gotische bron 14de eeuw.   Zitbank uit de middeleeuwen bestemd voor de adel.   Reconstructie van het bureel van componist Bartók Béla.

Na het bezoek aan dit prachtig museum, en na een lichte maaltijd, restte er ons die zondagavond nog slechts een bezoek te brengen aan de Staatsopera (Magyar Állami Operaház), waar wij de gelegenheid hadden om het ballet 'Een Midzomernachtsdroom' (Szentivánéji álom), gebaseerd op het toneelstuk van William Shakespeare, bij te wonen. Het was een prachtig spektakel met mooie muziek van Felix Mendelssohn en Seregi László en vertolkingen van topartiesten. De uitstekende dansers brachten het stuk met Hongaarse passie en humor op een meesterlijke choreografie.
Voor een korte inhoud van het ballet klik hier.
De Staatsopera, gelegen aan de Andrássy út, is niet alleen wereldberoemd vanwege haar akoestiek. Ook het gebouw zelf bevat zoveel pracht en praal dat het een bezoek meer dan waard is. Opmerkelijk zijn ook de marmeren Koninklijke trap en door Székely Bertalan gemaakte fresco's. Architect Ybl Miklós bouwde het operahuis in 1884 in neorenaissance stijl, hier en daar voorzien van barokke elementen. De adembenemend mooie zaal in hoefijzervorm wordt qua akoestiek na La Scala in Milaan en Palais Garnier in Parijs tot de beste van Europa gerekend. Onder andere Gustav Mahler en Otto Klemperer hebben hier als gastdirigenten opgetreden. Aan de voorzijde van het gebouw staan twee beelden. Het eerste, links, is van Erkel Ferenc, de componist van het Hongaarse volkslied en de eerste directeur van het operahuis. Het andere beeld, rechts, is van Franz Liszt (of Liszt Ferenc in het Hongaars), veruit de bekendste Hongaarse componist.

De Hongaarse Staatsopera.   De koninklijke trap in de Hongaarse Staatsopera.   De zaal van de Hongaarse Staatsopera.   De zaal van de Hongaarse Staatsopera.
Ticket voor het ballet 'Midzomernachtsdroom' in de Hongaarse Staatsopera.

Voorpagina van het Programmaboekje.   Lysander en Hermia.   Oberon en Puck.

Na de prachtvertoning in de Staatsopera lieten wij ons voldaan met een taxi terug naar ons hotel brengen, waarbij wij onderweg nog genoten van een stukje Budapest by night. Op onze laatste avond aldaar namen wij nog een slaapmutsje in de bar van het hotel, waarna wij met een goed gevulde dag in de benen en het hoofd, ons bed opzochten voor een verkwikkende slaap.


DAG 1 - 2 - 3 - 4